ECLI:NL:HR:2013:CA0730

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/05348
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad bij koop bouwkavel en schade door gedragingen verkoper

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de koop van een bouwkavel. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 juli 2012. Dit arrest bevestigde eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem, waarin de eisers schadevergoeding vorderden van de erfgenamen van [betrokkene 1], die op 18 april 2010 is overleden. De eisers stelden dat zij schade hadden geleden als gevolg van onrechtmatige gedragingen van de verkoper, [betrokkene 1].

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Spier, strekte tot verwerping van het principale beroep, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor faalde het principale beroep en kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van de erfgenamen niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de erfgenamen zijn begroot op € 1.886,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor partijen om hun rechtsvragen duidelijk te formuleren, zodat deze ook daadwerkelijk tot cassatie kunnen leiden.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/05348
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, VERWEERDERS in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. J.F. de Groot en mr. P.A. Fruytier,
t e g e n
De erfgenamen van [betrokkene 1], overleden op 18 april 2010,
VERWEERDERS in cassatie, EISERS in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. A. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [betrokkene 1].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 159947/HA ZA 09-1059 van de rechtbank Haarlem van 23 september 2009 en 13 oktober 2010;
de arresten in de zaak 200.081.237/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 7 februari 2012 en 31 juli 2012.
Het arrest van het hof van 31 juli 2012 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 31 juli 2012 heeft [eisers] beroep in cassatie ingesteld. [betrokkene 1] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eisers] mede door mr. A. van Loon, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaten van [eisers] hebben bij brief van 31 mei 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [betrokkene 1] begroot op € 1.886,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.