In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de curator, Mr. Jasper Paulus Maria Borsboom, in het faillissement van A.B.V. tegen ING Bank N.V. De zaak betreft de toepassing van faillissementspauliana, waarbij de curator stelt dat er onrechtmatige daad is gepleegd door de bank door zekerheidsverlening kort vóór het faillissement. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen, waaronder een arrest van het hof van 29 november 2011. De curator heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest, terwijl de bank voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de bank zijn begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.