ECLI:NL:HR:2013:CA1728

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/02028
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementspauliana en goede trouw in het insolventierecht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de curator, Mr. Jasper Paulus Maria Borsboom, in het faillissement van A.B.V. tegen ING Bank N.V. De zaak betreft de toepassing van faillissementspauliana, waarbij de curator stelt dat er onrechtmatige daad is gepleegd door de bank door zekerheidsverlening kort vóór het faillissement. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen, waaronder een arrest van het hof van 29 november 2011. De curator heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest, terwijl de bank voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de bank zijn begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02028
RM/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Mr. Jasper Paulus Maria BORSBOOM, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van[A]B.V.,
kantoorhoudende te Barendrecht,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
ING BANK N.V. ,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en de bank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 242580/HA ZA 05-2064 van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2006 en 1 oktober 2008;
de arresten in de zaak 200.017.031/01 van het gerechtshof te ´s-Gravenhage van 14 september 2010 en 29 november 2011.
Het arrest van het hof van 29 november 2011 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 29 november 2011 heeft de curator beroep in cassatie ingesteld.
De bank heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de bank mede door mr. A. van Loon, advocaat te Amsterdam
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping van het principale beroep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bank begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.