Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen [verweerster]. De zaak betreft een bewijsopdracht met betrekking tot de partijbedoeling over de duur van een opstalrecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder het arrest van 22 oktober 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM8933) en de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 18 oktober 2011 en 29 mei 2012. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, omdat deze niet leidden tot cassatie. Dit was in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig was voor de afwijzing van de klachten. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer M.A. Loth.