ECLI:NL:HR:2014:1166

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
13/01220
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1982, tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 februari 2013. Het nummer van het arrest van het Gerechtshof is 22/004101-12. De verdachte heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijke termijn, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep, omdat de termijnoverschrijding niet in acht is genomen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing van de Hoge Raad is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.

Uitspraak

20 mei 2014
Strafkamer
nr. S 13/01220
CB/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 februari 2013, nummer 22/004101-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 mei 2014.