ECLI:NL:PHR:2014:409
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet tijdig indienen van middelen van cassatie
In deze zaak heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, gedateerd 18 februari 2013. De zaak is geregistreerd onder nummer 13/01220 en er bestaat samenhang met een andere zaak, genummerd 13/01479. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld door zijn raadsman. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient er op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging, zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie te worden ingediend. In deze zaak is er echter niet tijdig een schriftuur ingediend bij de Hoge Raad. Hierdoor is de Hoge Raad van oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep.