ECLI:NL:HR:2014:1444

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
12/03064
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof inzake witwassen en drugshandel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1964, was in hoger beroep veroordeeld voor witwassen van geldbedragen die afkomstig zouden zijn uit drugshandel. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende had gemotiveerd dat de verdachte de criminele herkomst van de aangetroffen geldbedragen had geprobeerd te verbergen of verhullen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte werden aanzienlijke geldbedragen in verschillende valuta aangetroffen. Het Gerechtshof had geoordeeld dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijven, met name drugshandel. De verdediging voerde aan dat de verdachte legale verklaringen had voor de herkomst van het geld, maar het Hof verwierp deze argumenten. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet voldoende had aangetoond dat de verdachte opzettelijk had geprobeerd de herkomst van het geld te verbergen.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters bij het vaststellen van witwassen. De Hoge Raad concludeerde dat de aangetroffen geldbedragen niet automatisch impliceren dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, zonder bewijs van opzet om de criminele herkomst te verhullen. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waarbij de eerdere veroordeling ter discussie staat.

Uitspraak

17 juni 2014
Strafkamer
nr. 12/03064
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 mei 2012, nummer 20/000684-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.6 kan het middel niet tot cassatie leiden.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het derde middel

4.2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het onder 6 bewezenverklaarde "witwassen" oplevert.
4.2.1.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 6 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 17 december 2004 tot en met 29 augustus 2006, te Sint Willebrord, gemeente Rucphen, 19.820 Engelse ponden, 180 Schotse ponden en 27.856 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
4.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:
"50. Het proces-verbaal inzake witwassen, proces-verbaalnummer DR206003-402, documentcode dossier C sub 3.5. (map 11), d.d. 14 februari 2007, doorgenummerde pagina's 2761 t/m 2772, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het relaas van de betreffende verbalisanten:
Op 29 augustus 2006 werden bij een doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte] geldbedragen aangetroffen.
Beslagnummer 21B 2101 -1:
Betreft 4 pakketten met in totaal 19.820 Engelse en 180 Schotse ponden, aangetroffen in de onafgesloten kluis in de CV ruimte; (...)
Beslagnummer 23B 2201-1:
Betreft een pakketje met 40 bankbiljetten van € 20,- met een totale waarde van € 800,- dat werd aangetroffen op de commode naast het bed in een plantenbak in de ouderslaapkamer.
Beslagnummer 25B 2202-1:
Betreft een zilverkleurige doos van het merk Gucci met daarin een contant geldbedrag van € 3.900,-. Dit werd aangetroffen in een nachtkastje. (...)
Beslagnummer 26B 2203-1:
Betreft een geldbedrag van € 22.656,15 dat werd aangetroffen in een zwarte tas in de ouderslaapkamer en een geldbedrag van € 500,- dat werd aangetroffen in een apart vak op het bed in de ouderslaapkamer. (...)"
4.2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot een op het onder 6 tenlastegelegde gericht bewijsverweer het volgende overwogen en beslist:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte in het kader van zijn stoffeerdersbedrijf [A], zaken deed met personen afkomstig van buiten Nederland, dat hij daarom vreemde valuta had aangenomen en dat hieruit de aanwezigheid van de Engelse en Schotse ponden kan worden verklaard. Voorts heeft verdachte verklaard dat het aangetroffen geldbedrag in euro's kan worden verklaard uit de inkomsten van zijn bedrijf. Verdachte heeft mitsdien een afdoende verklaring gegeven voor de herkomst van de aangetroffen geldbedragen op grond waarvan moet worden aangenomen dat deze bedragen een legale herkomst hebben, zodat hij van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het volgende.
In de woning van verdachte is een ongebruikelijk geldbedrag in euro's en vreemde valuta (Schotse en Engelse ponden) aangetroffen. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor de herkomst van deze geldbedragen. Het hof overweegt daartoe dat de verklaring van verdachte omtrent de herkomst van de aangetroffen bedragen geenszins steun vindt in het dossier, terwijl verdachte zijn stelling ook overigens op geen enkele wijze heeft gestaafd.
Het hof betrekt hierbij eveneens de verklaring van [betrokkene], de ex-partner van verdachte en eveneens werkzaam bij het stoffeerdersbedrijf [A]. Zij heeft verklaard dat zij alle contante ontvangsten van het bedrijf inde, dat van de aangetroffen geldbedragen een bedrag van EUR 17.000,- van haar was, dat dit bedrag in het nachtkastje lag, maar dat dit normaal in de kluis in het CV hok zou moeten liggen. Zij heeft verklaard dat zij niet wist aan wie de rest van het geld toebehoorde en dat zij niets wist van de aangetroffen Engelse en Schotse ponden. Deze verklaring strookt niet met de hoogte van de aangetroffen geldbedragen alsmede met de plaats waar deze zijn aangetroffen. Voorts strookt de verklaring van [betrokkene] niet met de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de Engelse ponden betaald heeft gekregen voor de stoffering van een appartement en dat hij heel vaak voor werkzaamheden in buitenlandse valuta kreeg betaald. Naar het oordeel van het hof had [betrokkene], uitgaande van de verklaring van verdachte, daarvan op de hoogte moeten zijn gelet op haar verklaring dat zij alle contante ontvangsten van het bedrijf inde. Uit de verklaring van [betrokkene] blijkt daar niets van.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen geldbedragen uit enig misdrijf (mede gelet op de bewezenverklaarde feiten, in belangrijke mate uit drugshandel) afkomstig zijn, zodat het hof verdachte als witwasser van deze geldbedragen beschouwt."
4.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen geldbedragen "uit enig misdrijf (mede gelet op de bewezenverklaarde feiten, in belangrijke mate uit drugshandel) afkomstig zijn". Daarin ligt als oordeel van het Hof besloten dat de aangetroffen geldbedragen grotendeels uit door de verdachte zelf begane misdrijven afkomstig zijn. Het gaat in het onderhavige geval om geldbedragen die op verschillende plaatsen in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. Het voorhanden hebben van die geldbedragen is door het Hof aangemerkt als 'witwassen'. Aangezien uit de motivering van dat oordeel echter niet kan worden afgeleid dat sprake is van meer dan het enkele voorhanden hebben van die geldbedragen doordat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen, is het oordeel van het Hof ontoereikend gemotiveerd (vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001). Dat de verdachte, zoals uit de bewijsvoering van het Hof kan worden afgeleid, geldbedragen in zijn huis bewaarde op plaatsen als 'een onafgesloten kluis in de CV ruimte', 'een plantenbak in de ouderslaapkamer' en 'een doos in een nachtkastje', brengt immers nog niet mee dat de verdachte daarmee in het bijzonder ook de criminele herkomst van dat geld heeft getracht te verbergen of te verhullen.
4.4.
Het middel slaagt.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vierde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 juni 2014.