Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
17 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1964, was in hoger beroep veroordeeld voor witwassen van geldbedragen die afkomstig zouden zijn uit drugshandel. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende had gemotiveerd dat de verdachte de criminele herkomst van de aangetroffen geldbedragen had geprobeerd te verbergen of verhullen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte werden aanzienlijke geldbedragen in verschillende valuta aangetroffen. Het Gerechtshof had geoordeeld dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijven, met name drugshandel. De verdediging voerde aan dat de verdachte legale verklaringen had voor de herkomst van het geld, maar het Hof verwierp deze argumenten. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet voldoende had aangetoond dat de verdachte opzettelijk had geprobeerd de herkomst van het geld te verbergen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters bij het vaststellen van witwassen. De Hoge Raad concludeerde dat de aangetroffen geldbedragen niet automatisch impliceren dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, zonder bewijs van opzet om de criminele herkomst te verhullen. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waarbij de eerdere veroordeling ter discussie staat.