Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
1 juli 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2013:BY3151) en stelt vast dat het Hof niet heeft gecontroleerd of de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen, zoals vereist door de terugkeerrichtlijn.
De advocaat van de verdachte, mr. M.K. Bhadai, had middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, maar dat het tweede middel, dat betrekking heeft op de terugkeerprocedure, terecht is voorgesteld.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Het beroep wordt voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de terugkeerprocedure in strafzaken en de noodzaak voor de rechter om zich hiervan te vergewissen bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.