Het Hof heeft omtrent het bewijs het volgende overwogen:
"Bij een doorzoeking door de politie op 9 december 2009 in de woning aan de [a-straat 1] te Breda, zijnde de door de ouders van verdachte bewoonde woning, werd op zolder naast zakken met hennep een plastic zak met briefgeld van in totaal EUR 32.695 aangetroffen.
Tevens werden bij de doorzoeking in enkele kamers op de eerste verdieping naast hennep en hasjiesj nog andere bedragen aangetroffen, waaronder een bedrag van EUR 630,-- in een washandje in een ladekast en een bedrag van EUR 5.850,-- in een kaptafel.
In één van de kamers, waar ook drugs en geld werden aangetroffen, werd ook een kladblok veiliggesteld, waarop diverse bedragen met daarbij de woorden Maroc Zwart, Maroc Blond, Amnesia en NLX, zijnde benamingen van hasj en weed, waren genoteerd.
Dadelijk voorafgaande aan de doorzoeking waren naast de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachtes moeder in de woning aanwezig. Verdachte en zijn medeverdachten zijn allen in de woning aangehouden.
Bij insluiting van de verdachte werd in zijn onderbroek een bedrag van EUR 15.930,-- aangetroffen. Bij de insluiting van de medeverdachte [medeverdachte 1] werd in zijn onderbroek een bedrag van EUR 5.700,-- aangetroffen.
Alle aangetroffen geldbedragen waren op dezelfde wijze gebundeld (negen biljetten, met een tiende biljet om de negen biljetten heen gevouwen) en voorzien van dezelfde soort elastiekjes.
Voorts is uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, in het bijzonder uit het proces-verbaal van doorzoeking, het navolgende gebleken.
Omstreeks 16:30 uur is bij de desbetreffende woning aangebeld door een drietal rechercheurs. Eén van hen had een regenjas aan waarop duidelijk zowel aan de voorzijde als de achterzijde in witte letters het woord "politie" stond. Na het aanbellen kwam de moeder van verdachte aan de voordeur maar zij weigerde, ook nadat één politieman zich had gelegitimeerd, de deur te openen. Door de politie werd voor het raam op de eerste verdieping een persoon waargenomen, zijnde de verdachte, tegen wie door de verbalisanten werd gezegd dat zij van de politie waren en dat de voordeur geopend moest worden. Vervolgens trachtte de verdachte de woning via de achterzijde te verlaten, waarna hij door de politie werd tegengehouden en in de woning is teruggekeerd. Op het moment dat de politie besloot de voordeur te gaan forceren, deed de verdachte de voordeur open, waarna de politie de woning heeft betreden.
Toen de politie in de woonkamer stond, kwam de medeverdachte [medeverdachte 1] de trap af. Op de vraag van de politie of er nog meer mensen in de woning waren, werd door de moeder van verdachte ontkennend geantwoord terwijl verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] niets zeiden. In één van de slaapkamers op de eerste verdieping werd echter nog een persoon aangetroffen, de medeverdachte [medeverdachte 2], die met zijn kleding en schoenen aan in het bed van verdachtes moeder lag.
Naar het oordeel van het hof hebben de verdachte en zijn medeverdachten door hun vorenomschreven handelwijze blijk gegeven van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het opzettelijk voorhanden hebben van grote hoeveelheden softdrugs en grote geldbedragen afkomstig uit enig misdrijf. Bij de komst van de politie bevonden de verdachte en zijn medeverdachten zich allen zich op de eerste verdieping en/of op zolder waar volgens de verbalisanten een duidelijke hennepgeur aanwezig was en waar - duidelijk zichtbaar - grote hoeveelheden drugs en - in de nabijheid daarvan - diverse geldbedragen werden aangetroffen, die op een specifieke wijze waren gebundeld. Uit de poging van de verdachte de woning te ontvluchten, het zich verstoppen in een bed door [medeverdachte 2], het verzwijgen van diens aanwezigheid door de verdachte en [medeverdachte 1] en het door de laatstgenoemden verbergen van grote geldbedragen in hun onderbroeken, blijkt naar het oordeel van het hof dat verdachte en diens medeverdachten weet hadden van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs en van de in de nabijheid daarvan gevonden geldbedragen en daarover gezamenlijk de beschikkingsmacht hadden.
Wat betreft de in de woning aangetroffen geldbedragen kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat deze afkomstig zijn van enig misdrijf. Niet alleen werden deze bedragen aangetroffen in de nabijheid van de softdrugs, maar bovendien heeft niemand zich als eigenaar van die geldbedragen opgeworpen, behalve wat betreft het in een washandje verborgen bedrag van EUR 630,--, waarvan verdachtes moeder heeft verklaard eigenaar te zijn. Aan deze verklaring gaat het hof evenwel voorbij nu zij deze ongeloofwaardig acht mede gelet op de weigering van de moeder de deur voor de politie open te doen en haar poging een telefoon tijdens de doorzoeking aan het zicht van de politie te onttrekken.
Wat betreft de in de onderbroeken van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen geldbedragen - die op dezelfde wijze gebundeld waren als de in de woning aangetroffen geldbedragen - oordeelt het hof in dezelfde zin. De door beide verdachten gegeven verklaringen omtrent de herkomst van die geldbedragen acht het hof ongeloofwaardig. Gezien het ter zake opgemaakte proces-verbaal is het naar het oordeel van het hof uitgesloten dat verdachte het bij hem aangetroffen geldbedrag heeft overgehouden uit legale inkomstenbronnen. Voorts heeft de verdachte op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat het bij hem aangetroffen aanzienlijke geldbedrag door hem van een oom, in wiens naam hij zich ook nog eens blijkt te hebben vergist, is geleend.
Ten slotte laat ook de plaats waar de medeverdachte
[medeverdachte 1] en de verdachte deze geldbedragen verborgen hielden - in hun onderbroeken - er naar 's hofs oordeel geen misverstand over bestaan dat zij deze bedragen aan het zicht van de politie wilden onttrekken, hetgeen het hof sterkt in zijn overtuiging dat het gaat om gelden met een illegale herkomst."