Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
7 januari 2014.
Hoge Raad
Op 7 januari 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 24 januari 2012. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te 's-Gravenhage. In de schriftelijke middelen van cassatie die aan het arrest zijn gehecht, zijn verschillende argumenten naar voren gebracht ter ondersteuning van het beroep.
De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij opmerkte dat de ingediende middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.