In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 een arrest gewezen in het kader van een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën. Dit beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 13 november 2012, met nummer 11/00301OB. De Staatssecretaris verzocht om verbetering van het arrest van de Hoge Raad, omdat er een fout was gemaakt in de overwegingen met betrekking tot de toepassing van artikel 14 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. In het oorspronkelijke arrest werd ten onrechte gesteld dat artikel 14 van de Beschikking toepassing mist, terwijl het Hof in zijn uitspraak had geoordeeld dat dit artikel wel degelijk van toepassing was.
De Hoge Raad heeft de fout in zijn eerdere arrest erkend en besloten deze te verbeteren. In de beslissing van 12 september 2014 heeft de Hoge Raad de zinsnede "toepassing mist" vervangen door "van toepassing is" in onderdeel 3.3.3 van het arrest van 6 juni 2014. Dit herstelarrest is uitgesproken door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, E.N. Punt en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski. De verbetering is op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld, waarmee de Hoge Raad de juridische duidelijkheid in deze zaak heeft hersteld.