Het Hof heeft met betrekking tot een bewijsverweer het volgende overwogen en beslist:
"De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde moord op [slachtoffer], nu niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Daartoe is aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen/genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het hof overweegt als volgt:
a.
Het hof stelt voorop dat verdachte wisselend heeft verklaard met betrekking tot de feitelijke gang van zaken op de bewuste 19 mei 2010. Ook omtrent de aanleiding tot het incident waarbij [slachtoffer] de dood heeft gevonden, heeft verdachte niet eensluidend verklaard.
Het hof acht derhalve de door verdachte afgelegde verklaringen onvoldoende betrouwbaar om daarvan uit te kunnen gaan bij de vaststelling van de feitelijke gang van zaken en wat de aanleiding voor het incident is geweest.
Dientengevolge acht het hof de enkele verklaring van verdachte dat hij door [slachtoffer] werd aangevallen − en dat hij derhalve vervolgens bij het doden van [slachtoffer] zou hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling − eveneens niet betrouwbaar en dus niet geloofwaardig.
Daarmee behoeven de door de raadsman gevoerde verweren met betrekking tot de verklaring die verdachte op 31 mei 2010 tegenover de politie heeft afgelegd geen nadere bespreking.
b.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof onder meer het navolgende af:
- De deur van de kamer waar [slachtoffer] is aangetroffen, vertoonde een forse beschadiging op de deur en op het kozijn aan de slotzijde van de deur ter hoogte van het slot (dossierpagina 294). Uit forensisch onderzoek bleek dat de deur op enig moment met kracht vanuit de gang was opengebroken (paragraaf 2.1.2 in de map Forensisch Technisch Onderzoek). Het hof leidt (mede) hieruit af dat verdachte de deur heeft geforceerd om het appartement van [slachtoffer] binnen te dringen.
- Aan de handen van [slachtoffer] zijn scherprandige letsels aangetroffen die volgens de patholoog zijn opgelopen door snijden met een scherprandig voorwerp zoals een mes en die passen bij afweerletsels (paragraaf 6.2 in de map Forensisch Technisch Onderzoek). Het hof leidt (mede) hieruit af dat er op enig moment tussen [slachtoffer] en verdachte een schermutseling heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] zich heeft moeten afweren tegen verdachte, die toen reeds een mes in handen had.
- Door de (forensisch coördinator van de) Unit Forensisch Onderzoek wordt uit het aangetroffen bloedbeeld in de kamer van [slachtoffer], het bloedbeeld op diens broek, het bloedbeeld op het vest van verdachte, het bloedbeeld op de bank in de kamer van [slachtoffer] en de verwondingen van [slachtoffer] geconcludeerd dat verdachte zich zeer waarschijnlijk achter [slachtoffer] heeft gepositioneerd bij het toebrengen van het halsletsel (paragraaf 1, pagina 20 in de map Forensisch Technisch Onderzoek). Het hof acht deze conclusie genoegzaam onderbouwd en overweegt, dat met name het halsletsel van [slachtoffer] zich niet goed laat rijmen met de conclusie dat verdachte zich op een andere plaats dan achter het slachtoffer heeft bevonden bij het toebrengen van dat letsel en neemt derhalve de conclusie van de Unit Forensisch Onderzoek over.
- [slachtoffer] bleek te zijn overleden als gevolg van scherprandig klievend geweld in de hals (doorgesneden keel).
Bij sectie is gebleken dat het letsel van [slachtoffer] paste bij meerdere heen en weer gaande snijbewegingen met een scherprandig voorwerp zoals een mes (sectierapport d.d. 28 mei 2010, sectienummer 2010178M051; in het rapport op de tekening aangegeven met A). Het hof leidt (mede) hieruit af dat verdachte [slachtoffer] met een mes de keel heeft doorgesneden met meerdere heen en weer gaande snijbewegingen.
Bij sectie is voorts gebleken dat er rechts laag in de hals een scherprandige perforatie van 2,5 centimeter heeft plaatsgevonden (in voornoemd sectierapport op de tekening aangegeven met B). Het hof leidt hieruit (mede) af dat verdachte [slachtoffer] bovendien in de hals heeft gestoken.
Kort samengevat kan naar het oordeel van het hof uit het vorenstaande worden afgeleid dat verdachte met geweld het appartement van [slachtoffer] is binnengedrongen, dat aldaar een schermutseling is ontstaan waarbij verdachte een mes hanteerde waartegen [slachtoffer] zich heeft verdedigd, dat verdachte zich op enig moment achter [slachtoffer] heeft bevonden en dat hij uiteindelijk met diverse snijbewegingen [slachtoffer] de keel heeft doorgesneden, alsmede [slachtoffer] in de hals heeft gestoken.
Niet is komen vast te staan dat er een aanleiding was voor het incident. Hiervoor is reeds overwogen dat de verklaringen van verdachte als onvoldoende onbetrouwbaar worden beschouwd. Van enige andere concrete aanleiding voor het handelen van verdachte is uit het dossier niet gebleken.
Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat verdachte niet in een opwelling heeft gehandeld, maar dat hij voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op het voorgaande acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Het verweer wordt derhalve verworpen."