ECLI:NL:HR:2014:2695

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
13/05250
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake waterschapsbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de waterschapsbelastingen voor het jaar 2005. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, die eerder op het beroep van belanghebbende was gedaan, vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

Belanghebbende heeft vervolgens tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld, waarbij verschillende klachten zijn aangevoerd. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.

Uitspraak

12 september 2014
Nr. 13/05250
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 12 september 2013, nr. 12/00163, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de waterschapsbelastingen.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2010, nr. 09/03033, ECLI:NL:HR:2010:BO0411, BNB 2011/11, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

3.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2014.