ECLI:NL:HR:2014:2760

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
13/05783
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1976, tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2013. Het nummer van het arrest van het Gerechtshof was 21/005027-13. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, wat leidde tot de vraag van ontvankelijkheid van het beroep. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet in het beroep kon worden ontvangen, omdat niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit voorschrift vereist dat een schriftuur houdende middelen van cassatie binnen de bij de wet gestelde termijn door een raadsman wordt ingediend. Aangezien de verdachte dit niet had gedaan, verklaarde de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

23 september 2014
Strafkamer
nr. 13/05783
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 oktober 2013, nummer 21/005027-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 september 2014.