Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
16 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 18 maart 2013, met nummer 20/002736-12. De verdachte, geboren in 1980, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. E. de Witte, te 's-Gravenhage. In de schriftelijke indiening zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De Advocaat-Generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 16 september 2014 door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink. De waarnemend griffier, E. Schnetz, was ook aanwezig bij de openbare terechtzitting waar deze beslissing werd uitgesproken.