ECLI:NL:HR:2014:2767

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
13/05302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest wegens onvoldoende bewijs van opzet bij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [betrokkene 1] door een bierglas naar diens gezicht te gooien. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen met betrekking tot voorwaardelijk opzet, zoals eerder vastgesteld in ECLI:NL:HR:2009:BI4736. De Hoge Raad oordeelt dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende grond bieden voor de conclusie dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De omstandigheden dat de verdachte bekend was met het risico dat het glas uit zijn hand zou glippen, zijn niet voldoende om te concluderen tot opzet. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 april 2011 in Veen, waar de verdachte, na een conflict, een vol bierglas naar [betrokkene 1] gooide. Het glas glipte uit zijn hand, waardoor het slachtoffer verwondingen in zijn gezicht opliep. De verdachte heeft verklaard dat hij de inhoud van het glas wilde gooien, maar niet het glas zelf. Het Hof had eerder geoordeeld dat de verdachte opzettelijk handelde, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet voldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad benadrukt dat voorwaardelijk opzet alleen kan worden aangenomen als de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op het gevolg, wat in dit geval niet is aangetoond.

Uitspraak

23 september 2014
Strafkamer
nr. 13/05302
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 mei 2013, nummer 20/000288-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.L.A. Klaassen, advocaat te Vught, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 16 april 2011 te Veen aan een persoon genaamd [betrokkene 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een zichtbaar blijvend litteken in het gezicht, heeft toegebracht door opzettelijk een bierglas tegen het gezicht van [betrokkene 1] te gooien."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt - met inbegrip van door het Hof aangebrachte voetnoten - op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Aangever [betrokkene 1] heeft bij de politie - zakelijk weergegeven - verklaard(2):
(dossierpagina 15)
Plaats delict: Veen, binnen de gemeente Aalburg.
Pleegdatum: zaterdag 16 april 2011
Op zaterdag 16 april 2011 om 00.00 uur ben ik gaan stappen en naar [A] te Veen gereden.
(dossierpagina 16)
[betrokkene 2] raakte mij weer irritant aan door te duwen. Ik heb daarop [betrokkene 2] geslagen waardoor hij op de grond viel in het café. Ik draaide mij een kwartslag terug naar de bar waarop ik vrijwel direct een vol glas bier op mijn rechter jukbeen kreeg vanuit een groepje personen rechts van mij. Dit glas is toen meteen kapot gesprongen op mijn jukbeen/wang. Ik zag direct bloed.
(dossierpagina 17)
Het letsel dat ik heb opgelopen door dit bierglas luidt:
Flinke grote snee (winkelhaak) Voor het hechten hiervan is een chirurg opgeroepen. Tussen mijn rechteroog en wenkbrauw in is door het glas een verwonding ontstaan die met twee hechtingen is verzorgd. Tevens hebben ze de snee bij mijn rechterneusvleugel gelijmd en verstevigd met een zwaluwstaartje.
De reden van aangifte is dat ik letsel heb opgelopen door [verdachte], die een vol bierglas op mijn gezicht heeft gegooid.
(dossierpagina 18)
Ik moet verder leven met een litteken in mijn gezicht dat mij altijd blijft herinneren aan dit incident.
2. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - verklaard(3):
Op 16 april 2011 was ik samen met o.a. [betrokkene 2] in [A]. [betrokkene 1] was er ook. Ik zat aan een statafel. Ongeveer zes meter van mij vandaan sloeg [betrokkene 1] [betrokkene 2] tegen zijn gezicht. Ik heb een bierglas gepakt en wilde de inhoud van het glas onderhands naar [betrokkene 1] gooien/slingeren. Ik wilde [betrokkene 1] raken en daarom heb ik kracht gezet achter het gooien. Het glas was nog zo'n driekwart gevuld met bier. Ik ben vervolgens richting [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gelopen. Ik heb toen tegen [betrokkene 1] gezegd: 'Jij bent gek' en ik zag dat [betrokkene 1] steeds heviger ging bloeden.Toen merkte ik dat ik het glas niet meer vasthad.
Het bierglas was een zogenaamd 'fluitje'. Het was dus niet een heel dik glas. Om de inhoud van het glas bij [betrokkene 1] te krijgen moest ik, gelet op de afstand tussen [betrokkene 1] en mij, hard gooien. Ik denk dat het glas vochtig was, maar ik weet het niet meer zeker. Ik weet ook wel dat als een glas wat vochtig is, dat het dan eerder uit je hand glipt. Ik heb geen voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat ik met het bier ook het bierglas zou gooien, bijvoorbeeld door een vinger op de rand van het glas te leggen.
3. Uit de geneeskundige verklaring(4) betreffende [betrokkene 1] blijkt dat de arts in het Jeroen Bosch ziekenhuis op 16 april 2011 bij [betrokkene 1] een wond in de rechterwang heeft waargenomen, welke wond is gehecht. De duur van de genezing is geschat op 1 maand.(5)
4. Eigen waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 mei 2013 dat [betrokkene 1] een ook op enige afstand duidelijk zichtbaar, kennelijk blijvend, litteken heeft op zijn rechterwang.
Voetnoten:
(2) Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 16 april 2011, dossierpagina's 15-19.
(3) Verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 mei 2013.
(4) Schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring van 23 juni 2011, dossierpagina 29."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, nu - kort gezegd - uit de feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de politierechter, volgt het hof de verdachte in zijn verklaring dat hij de inhoud van het bierglas - derhalve het bier en niet het glas zelf - in de richting van [betrokkene 1] wilde gooien.
Het hof stelt vast dat verdachte zijn bier dronk uit een fluitje, een dun type glas. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat bierglazen aan de tap worden gereinigd in speciaal daartoe bestemd spoelwater en dat zij daarna niet worden gedroogd, zodat het hof ervan uitgaat dat het glas van verdachte aan de buitenkant minst genomen vochtig was toen hij het bier wilde werpen.
Verdachte heeft het bier bewust met kracht geworpen, omdat hij het slachtoffer wilde raken. Het hof stelt vast dat bij het werpen met kracht van een vloeistof vanuit een dun type glas dat aan de buitenzijde vochtig is, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit glas uit de hand glipt.
Verdachte heeft ter terechtzitting ook erkend dat dit risico bestaat en dat hij daarmee bekend is en geen voorzorgsmaatregelen heeft genomen om zulks te voorkomen.
Het hof is aldus - anders de verdediging - van oordeel dat de verdachte door het opzettelijk maken van een krachtige werpbeweging met een dun, goeddeels gevuld, bierglas in de richting van [betrokkene 1] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het glas daarbij uit zijn hand zou glippen en dientengevolge zwaar lichamelijk letsel zou veroorzaken bij [betrokkene 1].
Het hof verwerpt dan ook het verweer."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten (vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4736, NJ 2010/117).
2.4.
De gebezigde bewijsmiddelen houden in dat de verdachte de inhoud van een glas bier naar het latere slachtoffer [betrokkene 1] wilde gooien en dat het glas daarbij uit zijn handen glipte, ten gevolge waarvan [betrokkene 1] verwondingen in zijn gezicht opliep. De enkele door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden dat de kans dat het glas uit een hand glipt aanmerkelijk is en dat de verdachte bekend was met het risico dat dat zou gebeuren, vormen onvoldoende grond voor het oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [betrokkene 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De bewezenverklaring is derhalve wat het bewezenverklaarde opzet betreft niet toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 september 2014.