Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Slotsom
6.Beslissing
7 oktober 2014.
Hoge Raad
Op 7 oktober 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, namens de aanvrager, geboren in 1978. De zaak betreft een veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de aanvrager eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand was gelast.
De aanvraag tot herziening berustte op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, hetgeen een gegeven is als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga concludeerde dat de aanvraag gegrond verklaard moest worden en dat de zaak verwezen diende te worden naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat er inderdaad sprake was van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat, indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek zou hebben geleid tot een vrijspraak van de aanvrager. De aanvraag tot herziening werd gegrond verklaard, en de Hoge Raad beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest en verwees de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.