Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
11 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 mei 2011. De verdachte, geboren in 1980, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging is in handen van mr. N. van Schaik, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
De kern van de zaak betreft de vraag of het voorschrift van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is nageleefd. Dit artikel regelt de toevoeging van een raadsman aan de verdachte. In dit geval was er een last tot 'Toevoeging raadsman' van 30 juli 2010, waarbij mr. M. Grinwis-Veldman als raadsman was toegevoegd. Echter, uit de stukken van het geding blijkt niet dat een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman is gezonden. Dit roept het ernstige vermoeden op dat de rechten van de verdachte zijn geschonden.
De Hoge Raad oordeelt dat de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51 Sv van zo grote betekenis is dat dit de geldigheid van de behandeling van de zaak in hoger beroep in gevaar brengt. De verdachte en zijn raadsman zijn niet verschenen op de zitting, wat de rechtsgang verder compliceert. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld.