Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. De verklaring van [verbalisant 1], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost. Op 23 augustus 2011 heb ik mijn middagdienst DHP/noodhulp te Best aangevangen. Ik had samen dienst met collega [verbalisant 2]. Wij waren beiden in uniform gekleed en reden in een opvallende surveillanceauto.
Wij kregen de melding van de regionale meldkamer. De melding was: Er liep een manspersoon op het spoor. Hij zou vanuit de richting Boxtel naar het station te Best gaan. Hij zou lopen ter hoogte van hectometerpaal 46.0. Wij vertrokken. Ik was de bestuurder en [verbalisant 2] zat naast mij als bijrijder. Uiteindelijk hebben wij ons dienstvoertuig in de berm geparkeerd. Wij liepen het spoor op richting 46.0 van waaruit die man zou moeten komen. Wij troffen helemaal niemand aan. De meldkamer gaf toen aan dat het een man moest zijn met een wit T-shirt, midden 30 en hij zou langs het spoor op een zandpad staan met een grijze personenauto. Wij troffen die man met die auto niet aan. Hierna vervolgden wij onze surveillance. De meldkamer riep ons weer en de centralist gaf aan dat hij aanvullende informatie had over de man die over het spoor had gelopen. Een man (het hof: de melder) zou zijn aangesproken door een andere man. Die andere man zou voldoen aan het signalement van de man die op het spoor zou hebben gelopen. [De melder] zou gezien hebben dat de man een vuurwapen bij zich zou dragen. Wij zijn in de richting van de Parallelweg te Best gereden. Ik zag een taxi staan. Ik reed die taxi tegemoet. Ik hoorde toen dat [verbalisant 2] tegen mij zei: "Die vent zit in die taxi". Ik hoorde toen dat [verbalisant 2] tegen mij zei: "Die vent van het signalement!". Ik keerde het dienstvoertuig en reed achter de taxi aan.
Ik zag toen dat die taxi stopte op de parkeerplaats bij de kerk. Dat was op de Hoofdstraat te Best. Ik zette het dienstvoertuig achter die taxi. Ik zag dat die passagier uit die taxi stapte. Ik zag dat die man een wit T-shirt droeg. Wij stapten ook uit het dienstvoertuig en ik riep die man aan. Ik sprak hem aan om te achterhalen of hij de persoon was die eerder op het spoor had gelopen. Ik zag dat die man naar ons teruggelopen kwam en wij liepen in zijn richting. Toen ik hem vroeg of hij op het spoor gelopen had, hoorde ik dat hij dat bevestigde. Ik vroeg die man toen om zijn identiteitsbewijs. Ik gaf het identiteitsbewijs door aan [verbalisant 2]. [verbalisant 2] zei dat hij naar de auto liep om de sleutel van die man door te geven en om na te gaan of die man mogelijk voorkwam. Ik bleef bij die man staan. Hij was geïrriteerd. Ik vroeg aan die man waarom hij zo geïrriteerd was. Ik hoorde toen dat die man tegen mij zei: "Ik heb een hekel aan jullie." Ik zag dat die man een wit shirt droeg wat ruim vallend was. Ik had geen zicht op datgene wat die man mogelijk onder zijn kleding kon dragen. Ik vroeg toen aan hem of hij iets bij zich had wat hij niet bij zich mocht hebben. Ik zag en hoorde toen dat die man tegen mij zei: "Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet". Ik zei tegen hem dat als mijn collega terug zou komen, ik hem wilde fouilleren. Ik hoorde dat die man tegen mij zei: "Dat zou ik niet doen". Ik zei nogmaals dat als mijn collega terug zou komen, ik hem wilde fouilleren. Ik zag toen dat die man zich omdraaide en wegliep. Ik riep die man aan dat hij terug moest komen. Ik zag toen, dat die man al vooruitlopende met zijn rechterhand/arm een beweging maakte naar de voorkant van zijn lichaam/broekriem. Ik zag toen, dat die man in zijn beweging doordraaide, linksom draaide, en in zijn rechterhand een vuurwapen vast had. Ik keek recht naar de loop en zag dat het wapen op mijn torso (borst) gericht was. Ik riep gelijk: "Vuurwapen. Vuurwapen". Ik hoorde dat er meteen een schot viel. Het schot viel echt onmiddellijk nadat die man gedraaid was en op mij richtte. Ik trok zelf ook direct mijn dienstwapen. Ik heb toen onmiddellijk schoten in zijn richting afgevuurd. Ik had helemaal geen dekking waar alles begon. Ik was aan het bewegen om uit zijn vuurlijn te komen en zag dat die man schuin links de Hoofdstraat over stak in de richting van de Sint Odulphusstraat. Ik zag dat [verbalisant 2] parallel liep aan de overzijde van de Hoofdstraat in de richting van die man. Ik zag dat [verbalisant 2] inmiddels ook zijn wapen getrokken had. Ik zag dat die man het hoekje om ging van de Sint Odulphusstraat en voor mij uit het zicht raakte. Ik maakte mijn hoek groter om zodoende meer zicht op de Sint Odulphusstraat te krijgen. Op het moment dat ik die man weer zag, keek ik op zijn rug. Hij liep op het trottoir aan de - vanuit mijn positie gezien - linkerzijde van die straat op een afstand van ongeveer twee meter uit de hoek van dat pand. Ik zag toen dat die man zich omdraaide, zijn wapen op mij richtte [en] het wapen vast zette. Met vastzetten van het wapen bedoel ik, daarmee een gecontroleerd schot afvuren. Ik hoorde een knal en voelde direct een hevige impact in mijn rechterheup in de omgeving van mijn lies. Ik voelde dat mijn rechterbeen onderuit geslagen werd. Ik ging hard onderuit en kwam op straat terecht. Op dat moment zag ik dat die man weer een gericht schot op mij wilde afvuren. Ik dacht toen: "Hij gaat voor de hoofdprijs. Hij wilde maar een ding en dat was mij omleggen". Toen ik dat dacht heb ik heel snel weer twee schoten op die man afgevuurd. Ik zag toen dat die man in elkaar zakte. Ik zag dat die man nog steeds zijn vuurwapen in zijn rechterhand vast had. Ik heb toen mijn laatste schot afgevuurd. Ik weet dat mijn wapen leeg was. Na mijn laatste schot hoorde ik dat [verbalisant 2] tegen die man riep: "Wapen weggooien" of woorden van die strekking. Ik zag toen dat die man daarop het vuurwapen weggooide in de richting van [verbalisant 2]. Ik voelde toen aan mijn rechterbeen dat ik begon te bloeden. Ik zag toen dat [verbalisant 2] de situatie onder controle had. Ik zag dat die man op zijn buik op straat lag. Ik ben toen opgestaan. Ik ben toen naar het bankje gestrompeld bij het café [A]. Toen kwam er een man op mij afgelopen. Hij maakte zich kenbaar als een gepensioneerde politieman en vroeg of hij mij kon helpen. Ik zei tegen hem dat hij [verbalisant 2] moest gaan helpen om die man te boeien. Dat heeft hij ook gedaan.
Hierna kwam de ambulance en deze bracht mij met spoed over naar het St. Catharinaziekenhuis te Eindhoven. Daar werden röntgenfoto's gemaakt. Het bleek een vleeswond te zijn. Kennelijk had ik vlak voor het op mij gerichte schot, het schot wat mij raakte, mijn lichaam in een reflexbeweging naar rechts gedraaid om het trefvlak kleiner te maken. In het ziekenhuis werd mij door de traumachirurg medegedeeld dat als ik mijn lichaam niet in een reflex had gedraaid, het letsel dan vele malen groter was geweest. Dan zou naar alle waarschijnlijkheid de liesslagader door de kogel doorboord zijn geweest. Verder zou dan de kogel in de bekken ingeslagen en mogelijk afgeketst zijn waardoor het letsel erger zou zijn geweest. In zijn totaliteit heb ik negen schoten op die man afgevuurd. Mijn letsel is: een kogelinschot in mijn rechterlies en een kogeluitschot in mijn rechterheup. In mijn rechterheup zit een uitschotgat ter grootte van een Euro. Het kan een paar weken duren voordat de wond dicht is. Er zijn spieren en zenuwbanen gescheurd/afgebroken.
2. De verklaring van [verbalisant 2], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben agent. Op 23 augustus 2011 is mijn middagdienst DHP/noodhulp te Best aangevangen. Ik had dienst samen met collega [verbalisant 1]. Wij waren beiden in uniform gekleed en reden in een opvallende surveillanceauto. [verbalisant 1] was de bestuurder van het dienstvoertuig. Ik was de bijrijder. Wij kregen de melding van de meldkamer. De melding was: Er loopt een manspersoon op het spoor. Hij zou vanuit de richting Boxtel richting het station te Best lopen. Hij liep ter hoogte van paal 46. Wij zeiden tegen de meldkamer dat wij ter plaatse zouden gaan. Wij vertrokken. Wij zijn daar uitgestapt. Wij liepen het spoor op. De meldkamer gaf toen weer door dat de man niet meer op het spoor zou lopen maar in een grijze auto zou zitten vlak bij het spoor. Wij troffen helemaal niets aan. De centralist van de meldkamer riep ons weer op. Zij had een aanvulling over de man die over het spoor had gelopen. Zij had contact gekregen met een melder. De melder was aangesproken door de man die op het spoor had gelopen. Er is door de meldkamer doorgegeven dat door de melder was gezien dat die man een vuurwapen had. Hierop gaf de meldkamer een signalement van die man met het vuurwapen door. Dat signalement was: Een man, eind 30 begin 40 jaar oud, blanke huidskleur, met een wit T-shirt. [verbalisant 1] reed vervolgens in de richting van de Parallelweg. Ik zag dat een grijze taxi ons tegemoet gereden kwam. Ik zag dat de passagier in die taxi op de bijrijderstoel zat en dat het een man was van ongeveer veertig jaar oud, mogelijk iets ouder. Ik zag verder dat die passagier een wit T-shirt droeg en verder zag ik ook nog dat die man opvallend in onze richting keek. Al deze dingen bij elkaar maakten voor mij dat ik tegen [verbalisant 1] zei: "Dat is hij, kom we draaien om" althans iets wat daarop leek. Ik herhaalde vervolgens nogmaals met de woorden: "Ja dat is hij, draai nou maar om." Ik zag dat [verbalisant 1] het dienstvoertuig draaide.
Na korte tijd zag ik dat de taxi stil stond bij de kerk. Ik zag dat [verbalisant 1] achter de taxi parkeerde. Ik zag dat de man met het witte T-shirt reeds half uit de taxi was. Hij was bezig met uitstappen. Ik stapte uit het dienstvoertuig. Ik zag dat [verbalisant 1] ook uitstapte. Ik zag dat de man die uit de taxi gekomen was rustig van ons weg liep in de richting van de kerk. Ik riep de man aan. Ik zag dat de man stopte. Toen de man stopte waren [verbalisant 1] en ik inmiddels bij de man. Ik zag dat de man een wit T-shirt droeg en ik zag verder dat dat T-shirt wel enigszins los om het lichaam van de man zat. Ik hoorde dat [verbalisant 1] aan de man vroeg of deze op het spoor gelopen had. Dit bevestigde de man. Ik hoorde dat [verbalisant 1] de man om zijn identiteitsbewijs vroeg. Ik nam het identiteitsbewijs van [verbalisant 1] over. Ik vond dat de man zich opstandig en enigszins recalcitrant opstelde tegenover ons. Ik zocht de man op in de computer die in de dienstauto zit. Ik deed een spraakaanvraag bij onze meldkamer. Ik kreeg niet direct antwoord en ik zat in het geopende portier van de dienstauto. Ik hoorde dat die man met [verbalisant 1] aan het praten was. Ik zag dat die man achteruit van [verbalisant 1] probeerde weg te lopen. Zijn snelheid werd opgebouwd. Na ongeveer twee meter zag ik dat die man zich rechtsom draaide en wegrende. Terwijl ik zag dat die man wegliep, stapte ik ook uit de dienstwagen. Vervolgens zag ik dat [verbalisant 1] achter die man aan rende en eigenlijk op dat moment zag ik dat die man een vuurwapen vast had. Op het moment dat ik dat vuurwapen zag, hoorde ik enkele knallen. Ik zag ook het mondingsvuur uit de loop van dat vuurwapen komen. Ik zag dat de loop van dat wapen bij het afvuren flink omhoog kwam. Ik zag duidelijk dat die man het vuurwapen in de richting van [verbalisant 1] hield. Verder zag ik dat die man met het vuurwapen en [verbalisant 1] zeker niet meer dan drie meter van elkaar verwijderd waren. Ik zag [verbalisant 1] en hoorde vanuit zijn richting: "Vuurwapen!". Ik zag dat [verbalisant 1] zijn dienstwapen ter hand nam en dat meteen richtte op die man en direct schoten loste. De afstand tussen [verbalisant 1] en die man werd groter. Ik zag dat [verbalisant 1] en die man schuin naar links de Hoofdstraat op renden in de richting van de Sint Odulphusstraat. [verbalisant 1] en die man renden verder en ik stak ook rennend de straat over met mijn dienstwapen in mijn rechterhand. Ik zag dat die man naar de Sint Odulphusstraat rende, de hoek omging en ik hem uit het oog verloor. Ik zag dat [verbalisant 1] achter de man aanrende. [verbalisant 1] bevond zich op dat moment midden op de kruising van de Hoofdstraat met de Sint Odulphusstraat. [verbalisant 1] stond stil. Ik rende nog steeds en hoorde het geluid van een afgevuurd schot. Ik zag en hoorde dat [verbalisant 1] verschillende malen terug vuurde. Daaruit kon ik opmaken waar die man zou moeten staan. Volgens mij stond hij om de hoek van de Sint Odulphusstraat. Op dat moment kwam ik op de hoek aan waar die man mogelijk om de hoek zou staan. Juist op dat moment hoorde ik meerdere schoten. Gedurende deze schoten zag ik dat [verbalisant 1] naar zijn kruis greep en voorover boog. Ik zag aan de uitdrukking van het gezicht van [verbalisant 1] dat hij pijn had. Op het moment dat ik zag dat [verbalisant 1] geraakt werd, vond ik het noodzakelijk het risico te nemen om om de hoek te kijken om op de man een schot te kunnen lossen met de bedoeling om deze aan te houden en ter voorkoming van het feit dat [verbalisant 1] nog meerdere keren geraakt zou kunnen worden terwijl deze open en bloot voor de man te beschieten was. Ik had niet het idee dat [verbalisant 1] nog in staat was om iets te doen en ik wilde [verbalisant 1] helpen. Vervolgens keek ik om de hoek. Op het moment dat ik keek, zag ik dat de man in mijn richting keek. Ik zag verder dat de man het vuurwapen dat hij in zijn hand hield in mijn richting richtte. Ik stapte uit reactie meteen terug achter de dekking, de hoek van een aldaar aanwezig pand. Op dat moment hoorde ik een knal. Ik hoorde dat het geluid niet uit de richting van [verbalisant 1] kwam. Ik stapte vervolgens deels uit de dekking en ik schoot meteen met mijn dienstpistool. Ik schoot gericht op de benen van de man. Ik zag dat de man daarop reageerde. Ik zag dat de man door zijn benen zakte en dat was voor mij het teken dat ik hem geraakt had. Ik zag dat de man op de grond viel. Tijdens het in elkaar zakken van de man zag ik dat de man het vuurwapen dat hij in zijn hand hield in mijn richting gooide. Het kan best ook nog zijn dat ik iets geroepen heb in de trant van: "Vuurwapen weg" of zoiets. Ik zag dat er ondertussen een mij onbekende man zich bij [verbalisant 1] had gevoegd. Enige seconden later voelde ik een hand op mijn schouder en ik hoorde dat die man die eerder [verbalisant 1] hielp tegen mij zei: "Ik kom je helpen, ik ben een ex-collega, heb je boeien bij" althans woorden van gelijke strekking. Ik overhandigde mijn handboeien. Ik zag dat de ex-collega de man afboeide.
3. De verklaring van de getuige [betrokkene 7], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik was op 23 augustus 2011 thuis. Ik woon op de 1e etage en heb vanuit mijn woning zicht op de kruising Hoofdstraat/Sint Odulphusstraat. Ik kan een stuk de Odulphusstraat in kijken. Ik hoorde harde knallen. Ik ben hierop naar mijn balkon gelopen en zag een man vanaf de Hoofdstraat de Sint Odulphusstraat in rennen. Hij droeg een wit T-shirt. Ik zal deze man vanaf nu verdachte noemen. Ik zag dat de verdachte gevolgd werd door twee politieagenten in uniform. Ik zag dat politieagent 1 een soort omtrekkende beweging maakte via de rijbaan van de Hoofdstraat. Ik zag dat politieagent 2 over het trottoir van de Hoofdstraat richting de hoek met de Sint Odulphusstraat liep. Zowel politieagent 1 en 2 waren op dat moment aan het rennen. Ik hoorde dat politieagent l iets in de richting van de verdachte riep/schreeuwde. Ik zag dat de verdachte stopte en zich omdraaide. Ik zag vervolgens dat hij een zwart pistool op politieagent 1 richtte. De verdachte deed dit met zijn rechterhand. Ik hoorde vervolgens opnieuw een knal en zag dat de verdachte een terugslag van zijn pistool kreeg. Ik bedoel hiermee dat zijn rechterhand iets naar boven bewoog. Ongeveer tegelijkertijd hoorde ik dat politieagent 1 iets tegen de verdachte riep. Ook zag ik dat de politieagent 1 zijn dienstwapen in zijn handen had. Ik zag en hoorde dat politieagent 1 terugschoot in de richting van de verdachte. Ondertussen had de verdachte opnieuw een schot in de richting van politieman 1 gelost. Na dit schot zag ik dat politieagent 1 op de grond viel. Ik kreeg hierdoor het idee dat politieman 1 zojuist geraakt was door een kogel van de verdachte. Ik zag dat politieagent 2 bij de hoek Hoofdstraat/Sint Odulphusstraat was aangekomen. Ik zag dat politieagent 2 met getrokken pistool de hoek omkeek in de richting van de verdachte. Ik hoorde vervolgens dat politieagent 2 iets riep in de trant van: "Laat dat wapen vallen". Ik zag vervolgens dat de verdachte zijn pistool van politieagent 1 naar politieagent 2 bewoog. Ik zag en hoorde dat de verdachte op politieagent 2 schoot. Ik zag hierna dat politieagent 2 een soort terugtrekkende beweging maakte en toen zelf op de verdachte schoot. Ik zag dat de verdachte geraakt werd door een schot. Ik zag dat hij in elkaar zakte. Ik zag dat hij zijn pistool in de richting van politieagent 2 gooide. De verdachte werd hierna onder schot gehouden door politieagent 2. Politieagent 1 was in de tussenliggende periode naar een bankje gelopen bij het eetcafé [A]. Ik ben hierna naar beneden gelopen. Beneden aangekomen zag ik dat de verdachte inmiddels op zijn buik op de grond lag. Ik zag dat hij geboeid was.
Ik schat de afstand tussen de verdachte en de politieagenten tijdens het schieten op ongeveer 4 meter. Dit is de afstand tussen de verdachte en politieagent 1. Tussen politieagent 2 en de verdachte schat ik de afstand op ongeveer 6 meter.
4. Bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] inzake het technisch sporenonderzoek op de plaats delict, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
De plaats delict was gelegen op en nabij de Hoofdstraat te Best. Aan de noordzijde van de Hoofdstraat zijn de Kerkstraat en de Sint Odulphusstraat gelegen en aan de zuidzijde is, tussen de twee laatst genoemde straten, de Nazarethstraat gelegen. De Hoofdstraat betrof een weg voorzien van een rijbaan, diverse parkeerplaatsen, enkele groenstroken of bomen en aan beide zijden een trottoir.
Gezien vanaf de overgang van Nazarethstraat naar de Hoofdstraat was de Hoofdstraat als volgt ingedeeld: De noordzijde, gelegen tegenover de Nazarethstraat, van de Hoofdstraat werd begrensd door bebouwing. Ongeveer 30 meter naar links vanaf de Nazarethstraat was de Kerkstraat haaks gelegen op de Hoofdstraat. Ongeveer 30 meter naar rechts vanaf de Nazarethstraat was de Sint Odulphusstraat haaks gelegen op de Hoofdstraat.
Op de rijbaan van de Hoofdstraat ter hoogte van de Kerkstraat werd door ons een opvallend politie surveillancevoertuig aangetroffen. Genoemd voertuig stond met de rijrichting naar de Sint Odulphusstraat.
Op een tweetal naast elkaar gelegen parkeervakken aan de zuidzijde op de Hoofdstraat, nabij bovenstaand surveillance voertuig, werden door ons een vijftal hulzen aangetroffen. De bodems van [deze] hulzen waren voorzien van de tekst DAG SX 9x19 NP, zijnde politiemunitie.
Op een parkeerhaven nabij bovengenoemde aangetroffen hulzen stond een personenauto geparkeerd. Op het trottoir nabij bovengenoemd voertuig werd door ons een patroon aangetroffen. Genoemd patroon werd door ons genummerd en voorzien van het SIN: Patroon [AADH4145NL]. De bodem van [deze] aangetroffen huls was voorzien van de tekst GECO 9 MM Luger.
Op het trottoir en de rijbaan op de hoek van de noordzijde van de Hoofdstraat met de Sint Odulphusstraat werden door ons een vijftal hulzen en een vuurwapen aangetroffen. De bodems van [deze] vijf hulzen waren voorzien van de tekst DAG SX 9x19 NP, zijnde politiemunitie.
Genoemd vuurwapen betrof een semi-automatisch pistool Walther P1. In het pistool bevond zich een patroonhouder. De slede van het pistool stond op het moment van aantreffen naar achter of open, hetgeen erop duidt dat, bij een correcte werking van het wapen, zich in de patroonhouder of de kamer van het pistool geen patronen bevinden. Genoemd wapen werd door ons genummerd en voorzien van het SIN: Vuurwapen pistool Walther P1 9mm [AADH4I25NL].
Op het trottoir en de rijbaan van de Sint Odulphusstraat werden door ons een zevental hulzen aangetroffen. De hulsbodems van bovengenoemde aangetroffen hulzen waren voorzien van de tekst GECO 9 MM Luger.
In een gevel van een gebouw aan de zuidzijde van de Hoofdstraat ter hoogte van de Sint Odulphusstraat en een boom voor dit gebouw werden door ons meerdere beschadigingen aangetroffen. Gelet op de verschijningvorm van deze beschadigingen waren deze zeer waarschijnlijk recent veroorzaakt door meerdere projectielen waarbij de beschadiging in de boom vermoedelijk een zogenaamd doorschot betrof.
Op het trottoir onder bovengenoemde gevel en achter genoemde boom werden door ons enkele metalen resten aangetroffen. Gelet op de verschijningsvorm betroffen dit zeer waarschijnlijk resten van projectielen.
Vanuit het onderzoeksteam kregen wij de informatie dat er in de gevel van een appartement aan de Nazarethstraat [...] te Best een recente beschadiging zat, die vermoedelijk door een projectiel veroorzaakt was als gevolg van het schietincident. Hierop werd door ons op 15 september 2011 een onderzoek ingesteld op de Nazarethstraat te Best. Aan de Nazarethstraat te Best was een appartementencomplex gelegen. Aan de noordzijde van het appartementencomplex bevonden zich de galerijen en de voordeuren van de appartementen. Op de eerste verdieping bevond zich onder andere appartement Nazarethstraat [...]. De galerijen waren voorzien van een balustrade, bestaande uit een spijlenhekwerk afgewisseld met een metalen gegolfde plaat. Ter hoogte van de voordeur van nummer [...] bevond zich zo'n metalen plaat. In deze metalen plaat werd een cirkelvormige beschadiging aangetroffen. De beschadiging bevond zich op een hoogte van ongeveer 335 centimeter, gemeten vanaf het trottoir voor het appartementencomplex. Achter de metalen plaat werd in de voorgevel van appartement nummer [...], welke uit metselstenen opgetrokken was, een beschadiging in een metselsteen aangetroffen. Gezien de beschadiging in de metalen plaat en de metselsteen in de voorgevel is het zeer waarschijnlijk dat deze veroorzaakt zijn door een verschoten kogel. Als we de denkbeeldige lijn vanaf de beschadiging in de metselsteen doortrekken door de beschadiging in de metalen plaat, dan komt de denkbeeldige lijn uit in de Sint Odulphusstraat. De afstand tussen de Sint Odulphusstraat en het betreffende appartement bedraagt een afstand van ongeveer 70 meter.
Naar aanleiding van de aangetroffen sporen/goederen/sporendragers tijdens de ingestelde onderzoeken wordt door ons gesteld (het hof begrijpt: vastgesteld) dat:
- er door de politieambtenaren tienmaal geschoten is. Dit naar aanleiding van de vijf aangetroffen hulzen (politiemunitie) op de parkeervakken aan de zuidzijde op de Hoofdstraat, nabij het surveillancevoertuig en de vijf aangetroffen hulzen (politiemunitie) op het trottoir en de rijbaan op de hoek van de noordzijde van de Hoofdstraat met de Sint Odulphusstraat;
- dat verdachte [verdachte] één niet verschoten patroon heeft achtergelaten op het trottoir aan de zuidzijde van de Hoofdstraat;
- dat verdachte [verdachte] in de Sint Odulphusstraat zevenmaal geschoten heeft, gezien de zeven aangetroffen hulzen op het trottoir en rijbaan van de
Sint Odulphus-straat;
- dat bij het schieten door verdachte [verdachte] drie projectielen tegen de gevel van het gebouw aan de zuidzijde de Hoofdstraat zijn geschoten;
- dat bij het schieten door verdachte [verdachte] één projectiel tegen de voorgevel van appartement Nazarethstraat [...] is geschoten, waarbij het projectiel ongeveer 70 meter heeft afgelegd.
5. Aanvraag vordering tot benoeming van een deskundige, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Vraagstelling:
Stel vast of de patroon AADH4145NL doorgeladen is met het betrokken vuurwapen Walther PI (SIN AADH4125NL). Met het betrokken vuurwapen zijn door het Regionaal Bureau Wapens en Munitie Brabant-Noord proefschoten gemaakt. Aan de hand van de systeemsporen op de hulzen van de proefschoten (AAER0952NL, AAER0953NL, AAER0954NL en AAER0955NL) dient de vergelijking met de patroon plaats te vinden.
6. De bevindingen en conclusies van W. Kerkhoff, NFI-deskundige wapens en munitie, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Overzicht te onderzoeken materiaal:
AADH4145NL (Patroon GECO 9 mm)
AAER0952NL (Huls proefschot)
AAER0953NL (Huls proefschot)
AAER0954NL (Huls proefschot)
AAER0955NL (Huls proefschot)
Vraagstelling:
Is de patroon [AADH4145NL] doorgeladen geweest in hetzelfde vuurwapen als waarmee de hulzen [AAER0952NL, -53NL, -54NL, en -55NL] zijn verschoten?
Vooronderzoek:
Patroon [AADH4145NL]
In de patroon bevinden zich sporen van het doorladen in een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een patroontrekkerhaak, een hulsuitwerper en de kamer van een loop. In een deel van deze sporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden.
Hulzen [AAER0952NL, -53NL, -54NL en -55NL]
In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem, een hulsuitwerper, een patroontrekkerhaak en de kamer van een loop. In een deel van deze sporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden.
Vergelijkend onderzoek hulzen:
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de patroon en de vier hulzen de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De patroon is doorgeladen geweest in hetzelfde vuurwapen als waarmee de hulzen zijn verschoten.
Hypothese 2: De patroon is doorgeladen geweest in een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als waarmee de hulzen zijn verschoten.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de sporen in de patroon en de hulzen is gebleken dat:
- enkele kraslijnen in de patroontrekkerhaaksporen aansluiten;
- kraslijnen in de invoerssporen op de hulswanden van de patroon en de hulzen aansluiten;
- in de overige sporen geen kenmerkende overeenkomsten of verschillen werden waargenomen.
Interpretatie van de resultaten:
De waargenomen overeenkomsten tussen sporen in patroon en de hulzen passen goed bij de hypothese dat de patroon doorgeladen is geweest in hetzelfde vuurwapen als waarmee de hulzen zijn verschoten (hypothese 1). Op basis van de structuur van de kraslijnen zijn deze sporen als kenmerkend voor het gebruikte vuurwapen beoordeeld. Hierdoor is er een kleine kans om deze mate van overeenkomst waar te nemen als de patroon is doorgeladen in een ander vuurwapen dan waarmee de hulzen verschoten zijn (hypothese 2).
Conclusie:
De bevindingen van het vergelijkend huisonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
7. De verklaring van verdachte, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 augustus 201 I ben ik uit een taxi gestapt in Best. Gelijk dat ik de taxi uitstapte kwam er politie op mij af. Ik zag dat het politie was omdat ze in uniform waren. Het waren twee politieagenten. Eén van die agenten vroeg mij of ik iets bij mij had wat ik niet mocht hebben. Ik had op dat moment een Walther PI bij (het hof begrijpt: bij me). Maar ik heb dat niet tegen de politie gezegd. Ze wisten dat ik een pistool bij mij had. Ze wisten dat van een oudere man die ik net daarvoor had gesproken en die op een bankje zat te rusten. Ik haalde toen mijn wapen uit mijn broekspijp en stak dit tussen mijn broeksband boven in. Dat zag die oude man. Die politieagent vroeg toen of hij mij mocht fouilleren. Ik wilde dat niet omdat ik een wapen bij mij had. Ik ben daarna direct weggerend. Mijn wapen had ik toen in mijn hand. Ik had dat wapen in mijn rechterhand. Ik heb een paar keer teruggeschoten op die agent die op mij schoot. Vervolgens werd er nog een aantal keren op mij geschoten. Ik zag nog een agent op een hoekske die ook zijn wapen op mij richtte. Ik heb toen één keer terug geschoten en toen heb ik mijn wapen weggegooid. Ik lag toen al op de grond en kon nergens naar toe omdat ik gewond was. Direct daarop werd ik aangehouden.
8. De verklaring van verdachte, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik werd aangesproken door een politieman. Ik dacht: word ik aan de kant gezet omdat ik een pistool bij heb? Die agent zei dat hij mij wilde gaan fouilleren. Hij vroeg of ik iets bij me had dat ik niet bij me mocht hebben. Ik ben weggelopen. Ik wist namelijk dat de politie ook wist dat ik in het bezit was van een wapen want een meneer op een fiets heeft een pistool bij mij gezien. Ik had dat pistool rechts voor in mijn broek zitten. Daar zat mijn T-shirt overheen. Een man heeft dat gezien omdat mijn pistool wegzakte in mijn broek en ik het terug deed.
9. De verklaring van verdachte, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik wilde mij niet laten fouilleren. Ik ben weggelopen. Ik droeg een vuurwapen bij me. Ik wist dat de melder het pistool had gezien. Ik wist ook wel dat de politie dat inmiddels wist.
10. De bevindingen en conclusies van de verbalisant [verbalisant 5], materie deskundige bij het Regionaal Bureau Wapens en Munitie, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Mij werd ter beoordeling een voorwerp voorgelegd dat in beslag genomen werd onder de verdachte [verdachte].
Het in beslag genomen voorwerp is een vuurwapen. Op de linkerzijde van de slede staat het opschrift: "Walther PI". Het betreft een pistool geschikt voor het verschieten van 9x19 mm kogelmunitie. Het wapen is door mij voorzien van het Sporen Identificatie Nummer AADH4125NL. Het voorwerp is bestemd om projectielen dooreen loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
11. Bevindingen van de verbalisant [verbalisant 6], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 3 september 2011 werd naar aanleiding van een melding een verlaten personenauto aangetroffen op Landgoed [B] te [plaats]. Bij nader onderzoek bleek dit een personenauto, merk Mercedes-Benz, voorzien van een Nederlands kenteken [AA-00-AA], welke op naam staat gesteld van verdachte [verdachte].
Op 5 september 2011 werd in het voertuig van de verdachte [verdachte] een onderzoek ingesteld. Voertuig werd geopend middels de sleutels, afkomstig uit de fouillering van verdachte [verdachte]. Bij zijn aanhouding zaten deze sleutels in de kleding van verdachte [verdachte]. In het voertuig werd een stroomstootwapen aangetroffen. Het toestel lag in de middenconsole van voertuig.
12. De bevindingen en conclusies van de verbalisant [verbalisant 7], opgeleid en bevoegd tot het juridisch beschrijven van wapens en vuurwapens, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 5 september 2011 heb ik een voorwerp ontvangen om nader te omschrijven en te categoriseren. Dit voorwerp is een stroomstootwapen. Dit voorwerp is een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II, onder 5e van de Wet wapens en munitie.
13. De verklaring van verdachte, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
De auto waarin het stroomstootwapen is gevonden op het moment dat ik al vast zat, is mijn auto. Ik kan mij herinneren dat het wapen in mijn auto lag."