ECLI:NL:HR:2014:2993

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
14/02955
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid door schuldeisers bij faillissementsaanvraag zonder uitzicht op baten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen [verweerster] c.s. Het geschil betreft de vraag of er sprake is van misbruik van bevoegdheid door schuldeisers die een faillissement aanvragen zonder uitzicht op baten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de relevante feiten van de zaak, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2014 en een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 juni 2014. De advocaat van [verzoeker], mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, heeft het cassatierekest ingediend, maar [verweerster] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van [verzoeker].

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 14/02955
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de vennootschap onder firma SDJ COMPUTERS,
gevestigd te Wateringen,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerster] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/13/538589 FT RK 13/698 van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2014;
b. het arrest in de zaak 200.146.848/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 juni 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
De zaak is voor [verzoeker] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 18 september 2014 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.