Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Wateringen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
17 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen [verweerster] c.s. Het geschil betreft de vraag of er sprake is van misbruik van bevoegdheid door schuldeisers die een faillissement aanvragen zonder uitzicht op baten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de relevante feiten van de zaak, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2014 en een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 juni 2014. De advocaat van [verzoeker], mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, heeft het cassatierekest ingediend, maar [verweerster] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van [verzoeker].