ECLI:NL:HR:2014:334

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
14 februari 2014
Zaaknummer
13/02502
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tenuitvoerlegging Duitse alimentatiebeslissing en proceskostenbeslissing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de weigering van de tenuitvoerlegging van een Duitse alimentatiebeslissing en een Duitse proceskostenbeslissing. De zaak is aanhangig gemaakt door de man, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder op 21 februari 2013 in twee zaken een beschikking gegeven, waarnaar de Hoge Raad verwees voor het verloop van het geding in feitelijke instantie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Dhalganjansing, verzocht de Hoge Raad om de beschikking van de rechtbank te herzien, terwijl de vrouw, woonachtig in Duitsland en vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, verzocht om het beroep te verwerpen.

De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO). De advocaat van de man heeft hierop gereageerd met een brief van 3 januari 2014. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand bleef. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

14 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/02502
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R. Dhalganjansing,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak met nummers C/09/430158/HA RK 12-649 en C/09/430654/HA RK 12-662 van de rechtbank Den Haag van 21 februari 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van de man heeft bij brief van 3 januari 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 februari 2014.