ECLI:NL:HR:2014:3471

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
13/05313
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. De verdachte had op 17 juni 2013 cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juni 2012. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat hij op de zitting van het Hof was verschenen en het arrest was gewezen naar aanleiding van die zitting. Dit betekent dat de verdachte, volgens artikel 432, eerste lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering, niet in het beroep kon worden ontvangen.

De Hoge Raad herhaalde in zijn overwegingen een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2014:856) en benadrukte dat de volmacht die door de raadsman van de verdachte was verzonden, niet leidde tot een ander oordeel. De volmacht was per fax naar de administratie van de Hoge Raad gestuurd, maar werd niet erkend als een geldige indiening voor het cassatieberoep. De Hoge Raad merkte op dat de griffier van de Hoge Raad op 22 juni 2012 een brief had gestuurd naar de raadsman van de verdachte, waarin werd aangegeven dat de zaak nog niet ter griffie was ingekomen.

Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep, en dit arrest werd uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van een cassatieberoep en de noodzaak voor een geldige volmacht.

Uitspraak

2 december 2014
Strafkamer
nr. S 13/05313
IF/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juni 2012, nummer 22/004398-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W. Anker, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Ingevolge art. 449, eerste lid, Sv wordt beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven. Dit geldt ook indien het gaat om een verklaring, af te leggen door een daartoe door de raadsman van de verdachte schriftelijk gevolmachtigde griffiemedewerker. Die volmacht moet dan wel zijn verleend aan een medewerker van de griffie van het gerecht door hetwelk de beslissing waarvan beroep is gegeven. Het gaat hier, in ieder geval wat betreft een advocaat, niet om een onredelijke eis. (Vgl. HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:856, NJ 2014/231.)
2.2.
Blijkens de daarvan opgemaakte akte heeft een medewerker van de griffie van het Hof op 17 juni 2013 namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof van 8 juni 2012. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verdachte was verschenen ter terechtzitting van het Hof van 25 mei 2012 naar aanleiding waarvan voormeld arrest is gewezen, kan hij ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder b, Sv in het beroep niet worden ontvangen. In het licht van het onder 2.1 overwogene leidt de omstandigheid dat de raadsman van de verdachte binnen de cassatietermijn zijn aan de griffie van het Hof geadresseerde volmacht om namens de verdachte beroep in cassatie in te stellen per fax naar de administratie van de Hoge Raad heeft gezonden en dat deze volmacht aldaar is aangezien voor een stelbrief ten behoeve van de cassatieprocedure, niet tot een ander oordeel.
Opmerking verdient overigens dat naar aanleiding van de hiervoor genoemde volmacht van 21 juni 2012 op 22 juni 2012 namens de griffier van de Hoge Raad aan de raadsman van de verdachte een brief is gezonden met de volgende inhoud:
"Op 21 juni 2012 ontving ik uw stelbrief betreffende: (...) Hierbij bericht ik u dat bovenvermelde zaak nog niet ter griffie is ingekomen. Zodra de zaak ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen, ontvangt u nader bericht."

3.Beslissing

De Hoge verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 december 2014.