ECLI:NL:HR:2014:359

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
13/00209
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1981. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 november 2012. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak werd gedaan tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

18 februari 2014
Strafkamer
nr. 13/00209
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 november 2012, nummer 23/002401-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2014.