Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 15 mei 2013, nr. BK-12/00205, betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, opgelegd aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. Volgens de aantekeningen van de griffier van het Hof is een afschrift van de uitspraak op 15 mei 2013 aan de partijen verzonden. Het beroepschrift is pas op 12 juli 2013 bij de Hoge Raad binnengekomen, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken valt die eindigde op 26 juni 2013.
De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 16 juli 2013 de gelegenheid gegeven om binnen vier weken te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna adresverificatie plaatsvond en de brief opnieuw werd verzonden. De termijn voor het indienen van een verklaring eindigde op 13 augustus 2013, maar de belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. Een later ingekomen brief op 4 oktober 2013 werd als te laat beschouwd en buiten beschouwing gelaten.
Gelet op deze feiten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2014.