ECLI:NL:HR:2014:489

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
13/00122
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door belanghebbenden tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 22 november 2012 werd gedaan. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de overdrachtsbelasting die zijn opgelegd aan [X 2] en [X 3], naar aanleiding van een verzoek dat door [X 1] was ingediend op basis van artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. De belanghebbenden hebben in hoger beroep geprocedeerd tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die hen niet in het gelijk stelde. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 7 maart 2014 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

7 maart 2014
Nr. 13/00122
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X 1]te
[Z], [X 2]te
[Z]en
[X 3]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 22 november 2012, nrs. 11/00561 t/m 11/00564, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 10/3269, 10/3270, 10/3271 en 10/3272) betreffende een door [X 1] ingediend verzoek als bedoeld in artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en aan [X 2] en [X 3] opgelegde naheffingsaanslagen in de overdrachtsbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2014.