ECLI:NL:HR:2014:516

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
13/03626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand, dat betrekking heeft op de Wet werk en bijstand. De Centrale Raad van Beroep had op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/6934 WWB.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het cassatieberoep onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat het aangevoerde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast werd vastgesteld dat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.

Gelet op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren, met C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld. De waarnemend griffier F. Treuren was ook aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

7 maart 2014
Nr. 13/03626
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 9 juli 2013, nr. 11/6934 WWB, betreffende een besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand ingevolge de Wet werk en bijstand.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat het aangevoerde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2014.