Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
(Vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2056)
3.Slotsom
4.Beslissing
18 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1981, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van verduistering. De verdediging had in het hoger beroep verzoeken ingediend om getuigen te horen en om een deskundige in te schakelen voor onderzoek naar telecomgegevens. Het Hof heeft deze verzoeken gedeeltelijk toegewezen, maar het verzoek om getuige [betrokkene 2] te horen en het verzoek om deskundige Kuylman in te schakelen, zijn afgewezen. De verdediging heeft cassatie ingesteld tegen deze afwijzingen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof bij de afwijzing van het verzoek om deskundige Kuylman een juiste maatstaf heeft toegepast en de afwijzing toereikend heeft gemotiveerd. Echter, bij de afwijzing van het verzoek om getuige [betrokkene 2] te horen, heeft het Hof een onjuiste maatstaf gehanteerd. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter bij het afzien van het horen van een getuige moet overwegen of de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad. Aangezien het Hof dit niet correct heeft gedaan, kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.