ECLI:NL:HR:2014:651

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
12/00646
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot het horen van getuigen en instellen van deskundigenonderzoek in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1981, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van verduistering. De verdediging had in het hoger beroep verzoeken ingediend om getuigen te horen en om een deskundige in te schakelen voor onderzoek naar telecomgegevens. Het Hof heeft deze verzoeken gedeeltelijk toegewezen, maar het verzoek om getuige [betrokkene 2] te horen en het verzoek om deskundige Kuylman in te schakelen, zijn afgewezen. De verdediging heeft cassatie ingesteld tegen deze afwijzingen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof bij de afwijzing van het verzoek om deskundige Kuylman een juiste maatstaf heeft toegepast en de afwijzing toereikend heeft gemotiveerd. Echter, bij de afwijzing van het verzoek om getuige [betrokkene 2] te horen, heeft het Hof een onjuiste maatstaf gehanteerd. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter bij het afzien van het horen van een getuige moet overwegen of de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad. Aangezien het Hof dit niet correct heeft gedaan, kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

18 maart 2014
Strafkamer
nr. S 12/00646
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 januari 2012, nummer 21/001580-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. M. Snoeks en mr. R. Zilver, beiden advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt blijkens de toelichting over de door het Hof bij tussenarrest gegeven beslissing tot afwijzing van door de verdediging gedane verzoeken.
2.2.
De verdachte is door het Hof veroordeeld ter zake van onder meer "medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft".
2.3.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 23 augustus 2011 houdt het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat het vandaag een regiezitting betreft en dat het hof heeft kennis genomen van de verzoeken van de raadsman. De voorzitter vraagt de raadsman om de verzoeken nader toe te lichten.
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
(...)
De verklaring van getuige [betrokkene 2] is door de rechtbank gebruikt als steunbewijs. Hij is niet in eerste aanleg gehoord, er is dus voldoende reden om deze getuige te horen. De advocaat-generaal heeft al aangegeven dat hij een fotoconfrontatie met deze getuige niet zinvol meer vindt. Dat is geen juist uitgangspunt, hij loopt daarmee vooruit op de uitkomst van zo'n confrontatie. Ik wil dus [betrokkene 2] als getuige horen en een fotoconfrontatie.
(...)
De rechtbank gaat uit van de veronderstelling dat het telefoonnummer 06-[0001] bij cliënt hoort. Die conclusie kan op basis van de gegevens in het dossier niet worden gerechtvaardigd. Ik wil graag dat er nader onderzoek wordt gedaan naar de telecomgegevens door deskundige Kuylman. Hij heeft in een andere zaak van mij bij het hof in Den Bosch ook gegevens onderzocht. Zijn conclusies zijn ook in de overwegingen van het hof betrokken. Kuylman is een voormalig medewerker van de KLPD en werkt nu voor zichzelf."
2.3.2.
Het vervolgens door het Hof gewezen tussenarrest houdt onder het opschrift "Beoordeling verzoeken" het volgende in:
"De raadsman van verdachte heeft bij appelschriftuur van 10 mei 2011 verzocht om in hoger beroep een aantal getuigen te horen. Op verzoek van het hof heeft de raadsman deze verzoeken per e-mail van 29 juni 2011 nader gemotiveerd. De raadsman heeft verzocht om [medeverdachte], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als getuigen te horen. (...) Daarnaast heeft de raadsman verzocht om een onderzoek naar de telecomgegevens te laten instellen, bij voorkeur door deskundige M. Kuylman.
Ter zitting heeft de raadsman zijn verzoeken toegelicht (...).
De advocaat-generaal is van oordeel dat de verzoeken moeten worden toegewezen (...).
Oordeel hof
De verzoeken om de getuigen [betrokkene 1], [medeverdachte] en [betrokkene 3] te horen zullen worden toegewezen. Het hof acht het wenselijk om de getuigen [betrokkene 1] en [medeverdachte] ter zitting te horen en om getuige [betrokkene 3] te laten horen door de raadsheer-commissaris. Het hof acht het niet noodzakelijk om getuige [betrokkene 2] te horen en om een onderzoek te laten instellen naar de telecomgegevens en wijst die verzoeken af.(...)"
2.4.
Het verzoek de deskundige Kuylman een onderzoek te laten instellen naar de telecomgegevens, is een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv om gebruik te maken van een in art. 316 Sv omschreven bevoegdheid. Maatstaf voor de beslissing op een zodanig verzoek is of de rechter de noodzaak van het verzochte is gebleken. Het Hof heeft bij zijn beslissing tot afwijzing van dit verzoek de juiste maatstaf toegepast. Die beslissing is voorts, gelet op hetgeen ter toelichting op dat verzoek is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Voor zover het middel op deze beslissing van het Hof betrekking heeft, is het ongegrond.
2.5. In een geval waarin in de appelschriftuur als bedoeld in art. 410, eerste lid, Sv een opgave van getuigen wordt gedaan, dient de rechter, gelet op art. 418, eerste lid, Sv, behoudens de zich hier niet voordoende uitzondering van art. 418, tweede lid, Sv, de in art. 288, eerste lid, Sv voorziene maatstaf te hanteren. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het Hof onder ogen had te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het afzien van de oproeping van [betrokkene 2] als getuige de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Het Hof, dat het verzoek heeft afgewezen omdat het het horen van [betrokkene 2] als getuige niet noodzakelijk heeft geacht, heeft dus bij de afwijzing van dat verzoek een onjuiste maatstaf gehanteerd. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
2.6.
Opmerking verdient dat wanneer gedurende een eerdere terechtzitting of bij tussenarrest een verzoek van een procespartij is afgewezen en de rechter nadien constateert dat aan die afwijzing een gebrek kleeft ten aanzien van bijvoorbeeld de daarin gehanteerde beoordelingsmaatstaf, de rechter dit gebrek zal kunnen herstellen door op de latere terechtzitting het verzoek ambtshalve opnieuw aan de orde te stellen en - indien de desbetreffende procespartij het verzoek handhaaft - daarover opnieuw te beslissen aan de hand van de ten tijde van die eerdere terechtzitting geldende beoordelingsmaatstaf doch met inachtneming van alle gegevens die hem ten tijde van het nemen van zijn beslissing bekend zijn. Met deze herstelmogelijkheid wordt de kwaliteit van de gedingvoering bevorderd en wordt ook voorkomen dat een strafzaak wordt behandeld en afgerond terwijl ten tijde van die behandeling en afronding reeds vaststaat dat een eerder in die zaak gegeven beslissing lijdt aan een gebrek dat grond zou kunnen bieden aan bijvoorbeeld een cassatieklacht.
(Vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2056)

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor in 2.5 is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2014.