ECLI:NL:HR:2014:697

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
13/00636
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen in de Antilliaanse zaak met betrekking tot cocaïnehandel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1961, was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit de handel in verdovende middelen, specifiek cocaïne. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van aanzienlijke geldbedragen, te weten €20.000 en €7.000, die bij de verdachte en in zijn woning waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het Hof onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte meer had gedaan dan het enkel voorhanden hebben van deze geldbedragen. De Hoge Raad merkte op dat de gedragingen van de verdachte niet voldoende waren om aan te tonen dat hij gericht was op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van het witwassen en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het Hof voor verdere behandeling.

Uitspraak

25 maart 2014
Strafkamer
nr. S 13/00636 A
IF/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 20 december 2012, nummer H 112/2012, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. dat hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 september 2011 te Curaçao heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het buiten het grondgebied van Curaçao (naar Nederland) brengen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960;
2. dat hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 september 2011, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft uitgevoerd (vanuit Curaçao, al dan niet via andere landen, met eindbestemming Nederland) (waaronder mede begrepen "uitvoer" in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960) hoeveelheden cocaïne, zijnde, telkens een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960,
waaronder:
ongeveer 8 kilo, op 15 september 2011, inbeslaggenomen aan boord van Martin Air-toestel MCM op luchthaven Schiphol te Nederland en
ongeveer 8 kilo, op 15 september 2011, inbeslaggenomen aan boord van Martin Air-toestel MCI op luchthaven Reina Beatriz te Aruba en
ongeveer 8 kilo, op 16 september 2011, inbeslaggenomen aan boord van Martin Air-toestel MCL op luchthaven Schiphol te Nederland;
3. hij op 22 september 2011 te Curaçao opzettelijk voorwerpen heeft witgewassen, immers heeft verdachte voorhanden gehad
- een geldbedrag van 20.000,00 euro en/of
- een geldbedrag van 7.000,00 euro terwijl hij telkens wist of begreep dat die voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf."
2.2.
De bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"Een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door Arrestatieteamlid Nummer 3536, verbalisant bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, - zakelijk weergegeven -:
De verdachte had een zwarte schoudertas met inhoud om, die in beslag werd genomen en overgegeven aan de Inspecteur [betrokkene 5].
Een proces-verbaal van zoeking, adres [a-straat] nummer [1], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 1], verbalisant bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als bijgevoegde lijst:
In de Hoofdslaapkamer een enveloppe met als inhoud EURO 7.000,-.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], verbalisanten bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Opmerking van verbalisanten: Op 22 september 2011 werd bij uw aanhouding in uw bezit een schoudertas, inhoudende onder meer EURO 20.000,- bestaande uit 40 bankbiljetten van EUR 500,- aangetroffen.
Vraag van verbalisanten: Wat is de herkomst van dat geld?
Antwoord van verdachte: Ik zal deze vraag niet beantwoorden.
Opmerking van verbalisanten: Op 22 september 2011 werd bij een huiszoeking in uw woning EUR 7.000,- bestaande uit 10 biljetten van EUR 500,- en 20 biljetten van EUR 100,- aangetroffen.
Vraag van verbalisanten: Wat kunt u over het aangetroffen geld verklaren?
Antwoord van verdachte: Ik zal deze vraag niet beantwoorden."
2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde voorts nog het volgende overwogen:
"Gelet op het onder 2 bewezenverklaarde is de conclusie dat de onder de verdachte aangetroffen contante geldbedragen ad EURO 20.000,- en EUR 7.000,- afkomstig waren uit die bezigheden een dwingende, tenzij de verdachte een aannemelijke verklaring zou hebben voor de aanwezigheid van dat contant geld onder zijn beheer. Zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte er voor gekozen geen mededeling te doen over de aanwezigheid van die gelden. Onder deze omstandigheden acht het Hof bewezen dat de gelden afkomstig zijn van de onder 2 bewezenverklaarde feiten.
De gelden zijn aangetroffen in een enveloppe in een slaapkamer, resp. in een schoudertas, die door de verdachte bij het verlaten van zijn woning werd gedragen. Gelet hierop kan worden gesteld dat de verdachte met die gelden een handeling pleegde, die erop was gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen" (HR 26 oktober 2010, NJ 2010, 655)."

3.Beoordeling van het derde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het tweede middel

4.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het onder 3 bewezenverklaarde "witwassen" oplevert.
4.2.
De tenlastelegging onder 3 is toegesneden op art. 435a van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, zoals die bepaling luidde ten tijde van het tenlastegelegde feit:
"1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen gulden:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten."
4.3.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaard - kort gezegd - het voorhanden hebben van geldbedragen, terwijl hij wist of begreep dat die geldbedragen afkomstig waren uit handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf. Blijkens zijn hiervoor onder 2.3 weergegeven overweging heeft het Hof in dat verband aannemelijk geacht dat deze geldbedragen uit eigen misdrijf (de onder 2 bewezenverklaarde uitvoer van cocaïne) afkomstig waren. Het Hof heeft het onder 3 bewezenverklaarde gekwalificeerd als witwassen. Aangezien echter uit 's Hofs motivering - ook waar het heeft overwogen dat "de gelden zijn aangetroffen in een enveloppe in een slaapkamer, resp. in een schoudertas, die door de verdachte bij het verlaten van zijn woning werd gedragen" - niet kan worden afgeleid dat sprake is van meer dan het enkele voorhanden hebben van die geldbedragen doordat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen, is dat oordeel ontoereikend gemotiveerd (vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001, NJ 2014/75).
4.4.
Het middel slaagt.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2014.