Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Palma de Mallorca, Spanje,
wonende te [woonplaats], Spanje,
gevestigd te Palma de Mallorca, Spanje,
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], Spanje,
1.Het geding in feitelijke instantie
19 juli 2012.
2.Het geding in cassatie
Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Op 18 juni 2009 heeft Invernostra van haar conversierecht gebruik gemaakt en heeft zij een belang van 7% in de Vennootschap verkregen. Aan de door Invernostra verkregen aandelen C in de Vennootschap waren bijzondere zeggenschapsrechten verbonden. Het belang van Holding I en Inversiones is door deze conversie verminderd tot ieder 46,5%.
De ruilverhouding bij de eerste verwatering was – indien aan de tijdelijkheid werd getornd – onzakelijk. Inversiones werd daardoor ongerechtvaardigd bevoordeeld. Inversiones heeft die situatie bewust in strijd met de beoogde tijdelijkheid gehandhaafd. Het gaat niet aan om aldus, eenzijdig, de in de
joint venturebestaande basis van gelijkwaardigheid op te heffen. (rov. 3.19.2)
Er werden geen voorwaarden gesteld ter zake van een zakelijke ruilverhouding. Evenmin werd iets vastgelegd omtrent het maximale door Inversiones te verwerven tijdelijke belang, omtrent de duur ervan en de wijze waarop Inversiones dit tijdelijke belang al of niet mocht aanwenden. Niet is onder ogen gezien hoe gehandeld moest worden indien Banco Sabadell geen additionele financiering aan Efesyde zou verstrekken. Hierdoor kon de Vennootschap de controle over haar via Efesyde gedreven onderneming blijvend verliezen. Gezien de tussen haar aandeelhouders ontstane onevenwichtige verhoudingen kon zij niet langer een voldoende onafhankelijke positie kiezen. De bestuurders, althans [C] en Equity Trust, hebben steeds opgetreden voor het belang van ‘de eigen’ aandeelhouder zonder daarbij het vennootschapsbelang te betrekken. De stelling van Equity Trust dat de emissie plaatsvond “op instructie van de gezamenlijke aandeelhouders van de vennootschap” en dat zij daarbij niet was betrokken omdat zij pas kort tevoren tot bestuurder was benoemd, leidt niet tot een andere conclusie. Equity Trust kon zich als bestuurder in beginsel niet onttrekken aan de besluitvorming over deze majeure zaken van de Vennootschap. Kennelijk heeft zij zich als bestuurder geheel geconformeerd aan de wensen van haar opdrachtgever/aandeelhouder. (rov. 3.20.1)
joint venture, die was opgezet op basis van gelijkwaardigheid tussen Holding I en Inversiones, bracht mee dat de Vennootschap er in beginsel belang bij had dat het evenwicht tussen hen gehandhaafd bleef, althans hersteld werd. Het bestuur diende erop toe te zien dat de verschillende betrokken belangen adequaat en met een grote zorgvuldigheid werden behartigd. Daarin past niet de heimelijke aandelenoverdracht. Dit gold te meer toen Inversiones eenmaal een meerderheidsbelang in Efesyde had verworven en die transactie niet wenste terug te draaien. (rov. 3.26)
joint venture-partners. Aldus hebben de bestuurders de positie van de Vennootschap miskend en ten onrechte de belangen van Holding I veronachtzaamd.
De ondernemingskamer acht dit handelen van de bestuurders onaanvaardbaar en in strijd met elementaire beginselen van ondernemerschap. Hieraan doet niet af dat de aandelenoverdracht niet in strijd was met wettelijke of statutaire bepalingen en dat evenmin enige wettelijke of statutaire informatieplicht bestond. (rov. 3.27)
De ondernemingskamer heeft in rov. 3.56 uiteengezet waarom tevens een voorziening gepast is, inhoudende dat in een BAVA van de Vennootschap zonder instemming van de aandeelhouders C kan worden besloten tot een statutenwijziging op grond waarvan bijzondere zeggenschapsrechten aan de aandelen C worden ontnomen. De ondernemingskamer heeft het verzoek van de Vennootschap tot kostenverhaal ten aanzien van Invernostra, Inversiones en [B] afgewezen op de grond dat zij geen bestuurder in de zin van art. 2:354 BW waren (rov. 3.62 en 3.66), en dat verzoek ten aanzien van de bestuurders [C], Equity Trust en [A] toegewezen nu ieder van hen een ernstig verwijt valt te maken (rov. 3.63-3.65).
4.Beoordeling van het middel in het principale beroep
joint venture-partners had, terwijl voorts (i) de aandeelhouders een gezamenlijke instructie met betrekking tot de emissie hadden gegeven, (ii) consensus bestond over een voorwaardelijke tijdelijkheid van de emissie, (iii) schriftelijke vastlegging primair het belang van Holding I zou dienen, (iv) het bestuur niet tot taak had te bemiddelen in het aandeelhoudersconflict, en (v) er geen indicaties waren dat de exploitatie van het hotel zou lijden door de emissie.
joint venture-vennootschap wordt het belang van de vennootschap voorts bepaald door de aard en inhoud van de tussen de aandeelhouders overeengekomen samenwerking. De aard en inhoud van het samenwerkingsverband in een
joint venture-vennootschap waarin de aandeelhouders een gelijkwaardig aandeel hebben, kunnen meebrengen dat (ook) het vennootschapsbelang is gebaat bij continuering van evenwichtige verhoudingen tussen de aandeelhouders; dit kan betekenen dat de verhoudingen tussen de aandeelhouders niet verder mogen veranderen dan in het licht van de omstandigheden geboden is.
Deze zorgvuldigheidsverplichting kan meebrengen dat bestuurders bij het dienen van het vennootschapsbelang ervoor zorgen dat daardoor de belangen van al degenen die bij de vennootschap of haar onderneming zijn betrokken niet onnodig of onevenredig worden geschaad.
joint venture-vennootschap om jegens de aandeelhouders de nodige zorgvuldigheid te betrachten, een bijzondere zorgplicht meebrengen met betrekking tot de positie van een aandeelhouder wiens belang is verwaterd of (verder) dreigt te verwateren.
joint venture-vennootschap of indien de statuten bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een ander orgaan van de vennootschap (vgl. art. 2:239 lid 4 BW en Kamerstukken II 2006/07, 31 058, nr. 3, p. 91-92). Deze verplichtingen van een bestuurder gelden vanaf het moment van zijn aantreden.
joint venturedie is aangegaan tussen twee gelijkwaardige partners, naderhand aangevuld met een aandeelhouder met een minderheidsbelang. Blijkens de rov. 3.20.1 en 3.20.2 heeft zij onderkend dat het vennootschapsbelang onder de gegeven omstandigheden meebracht dat de verhoudingen tussen de aandeelhouders niet verder zouden veranderen dan in het licht van de omstandigheden was geboden.
Zij heeft geoordeeld dat het bestuur zich geen rekenschap heeft gegeven van het eigen belang van de Vennootschap en van zijn eigen rol en taak hierin. Deze oordelen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn niet onbegrijpelijk. Het onderdeel faalt daarom.
joint venture-gedachte aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd. Daarmee miskent de ondernemingskamer dat het partijen vrij staat om hun
joint venturein te richten en dat de keuze om juist niet een aanbiedingsplicht of informatieplicht overeen te komen moet worden gerespecteerd. De omstandigheid dat Equity Trust als bestuurder van de Vennootschap heeft nagelaten om Holding I te informeren over de beoogde overdracht van aandelen C door Invernostra aan Inversiones, kan in de gegeven omstandigheden daarom niet (zonder nadere motivering) als wanbeleid worden aangemerkt, zo stelt het onderdeel.
joint venture-gedachte of dat de gelijkwaardige verhoudingen tussen de aandeelhouders naar het oordeel van de ondernemingskamer te allen tijde behouden, althans hersteld dienen te worden.
De ondernemingskamer heeft haar oordeel gegeven op basis van de omstandigheden van het onderhavige geval, en daarin ligt niet het oordeel besloten dat de gelijkwaardige verhouding tussen Inversiones en Holding I als aandeelhouders te allen tijde behouden, althans hersteld dient te worden.
joint venturehebben opgezet op basis van gelijkwaardigheid en dat deze gelijkwaardigheid is behouden na de toetreding van Invernostra, van belang is in verband met hetgeen voor de aandeelhouders voortvloeit uit art. 2:8 BW. Op grond van deze bepaling waren Invernostra en Inversiones gehouden zich jegens Holding I en jegens de Vennootschap te gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Art. 2:8 BW is van dwingend recht en geldt ook indien Invernostra haar aandelen op grond van de wet, de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst kon en mocht overdragen aan Inversiones zonder deze aandelen aan Holding I aan te bieden of zonder Holding I te informeren. Het oordeel van de ondernemingskamer dat Invernostra en Inversiones, door heimelijk afbreuk te doen aan de beoogde aandeelhoudersgelijkheid, en mede gelet op de overige omstandigheden van het geval, hebben gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid die zij als aandeelhouders ten opzichte van Holding I in acht behoorden te nemen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting.
joint venture-partners was gehandhaafd, dat aan de over te dragen aandelen C specifieke zeggenschapsrechten waren verbonden, en dat sprake was van een conflict tussen Inversiones en Holding I (vgl. rov. 2.14, 2.16, 2.20-2.22, 3.17, 3.19.1, 3.19.2 en 3.26).
joint venturedie was opgezet als samenwerking tussen twee gelijkwaardige partners, getuigt dit oordeel niet van een onjuiste rechtsopvatting. Ook heeft de ondernemingskamer dat oordeel in rov. 3.26 en 3.27 voldoende gemotiveerd. Het voorgaande geldt eveneens met betrekking tot haar oordeel dat het nalaten van het bestuur van de Vennootschap om Holding I te informeren onder de omstandigheden van het geval strijdig is met elementaire beginselen van verantwoord ondernemerschap.
5.Beslissing
4 april 2014.