Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie dat is ingesteld door de Advocaat-Generaal. De verdachte was eerder door de Politierechter in de Rechtbank Dordrecht veroordeeld tot een geldboete wegens het niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar. In een eerdere beschikking van 19 november 2007 was bepaald dat het beroep van de verdachte buiten behandeling zou worden gelaten. Echter, op 17 september 2010 werd deze beschikking gecorrigeerd door een rectificatiebeschikking, waarin werd bepaald dat de zaak in hoger beroep behandeld moest worden.
Het Hof had de verdachte in hoger beroep ontvangen, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit onjuist was. De Hoge Raad herhaalt dat de feitenrechter de mogelijkheid heeft om een herstelbeslissing te geven in geval van een kennelijke fout in de uitspraak. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte gebonden was aan de rectificatiebeschikking en dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.