ECLI:NL:HR:2014:978

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
13/02729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op grond van artikel 80a RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2014 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte, geboren in 1982. Het beroep was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2013, met nummer 23/004984-12. De verdachte werd vertegenwoordigd door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, die een middel van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie niet-ontvankelijk verklaard kan worden.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

22 april 2014
Strafkamer
nr. 13/02729
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2013, nummer 23/004984-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2014.