Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
21 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf voor medeplegen van moord. Deze straf was in een eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 6 november 2012 verminderd tot twaalf jaren en zes maanden. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, en was gebaseerd op de stelling dat een brief van de Bulgaarse Officier van Justitie, Stefanov, valselijk was opgemaakt. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde dat de aanvraag moest worden afgewezen. De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de stelling van de aanvrager onjuist was, aangezien de brief van de Hoofdofficier van Justitie Stefanov van 25 november 2014 de stelling van de aanvrager weerlegde. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag feitelijke grondslag mist en heeft deze afgewezen op basis van artikel 470 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.