ECLI:NL:HR:2015:1337

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
15/00336
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafrechtelijke veroordeling met betrekking tot het niet tijdig verstrekken van gegevens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvraagster was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 240 uren wegens het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat van belang was voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De aanvraag kon niet slagen op basis van de herzieningsgrond dat er bij verschillende uitspraken onverenigbare bewezenverklaringen zouden zijn gedaan. Ook het beroep op een andere herzieningsgrond, waarbij nieuwe gegevens zouden zijn aangedragen die niet bekend waren tijdens de eerdere zittingen, werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat beslissingen van bestuursrechters en colleges van burgemeester en wethouders niet als nieuwe gegevens kunnen worden aangemerkt, omdat deze niet leiden tot een andere waardering van het bewijsmateriaal dat al ter beschikking stond van de strafrechter.

Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

26 mei 2015
Strafkamer
nr. 15/00336 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 november 2013, nummer 21/006271-13, ingediend door mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1968.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met bevestiging van een vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 3 juli 2013 - de aanvraagster ter zake van "in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder a van art. 457 Sv slechts dienen de omstandigheid dat bij onderscheidene arresten of vonnissen die onherroepelijk zijn geworden of bij verstek zijn gewezen, bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet zijn overeen te brengen, en krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Voor zover de aanvraag ertoe strekt een beroep te doen op de in art. 457, eerste lid aanhef en onder a, Sv omschreven herzieningsgrond, kan zij niet slagen omdat zich hier niet voordoet het geval dat bij onderscheidene uitspraken bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet zijn overeen te brengen.
3.3.
De aanvraag kan evenmin slagen voor zover een beroep wordt gedaan op de in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv omschreven herzieningsgrond. Als een gegeven in de zin van die bepaling kunnen niet dienen beslissingen van - zoals in dit geval - een bestuursrechter en een college van burgemeester en wethouders, indien daaruit blijkt van een andere waardering van het bewijsmateriaal dat ook de strafrechter ter beschikking stond. Dat was onder het voor 1 oktober 2012 geldende recht zo (vgl. HR 4 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB2749, NJ 2008/170) en is nadien niet gewijzigd.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 mei 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.