Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvraagster was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 240 uren wegens het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat van belang was voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De aanvraag kon niet slagen op basis van de herzieningsgrond dat er bij verschillende uitspraken onverenigbare bewezenverklaringen zouden zijn gedaan. Ook het beroep op een andere herzieningsgrond, waarbij nieuwe gegevens zouden zijn aangedragen die niet bekend waren tijdens de eerdere zittingen, werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat beslissingen van bestuursrechters en colleges van burgemeester en wethouders niet als nieuwe gegevens kunnen worden aangemerkt, omdat deze niet leiden tot een andere waardering van het bewijsmateriaal dat al ter beschikking stond van de strafrechter.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.