Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
26 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 15/02111. Het betreft een verzoeker die in cassatie is gegaan tegen een beslissing van de bestuursrechter. De Hoge Raad verwijst naar een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2015, waarin de feiten van het geding zijn uiteengezet. De verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, maar de Procureur-Generaal heeft geadviseerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep op basis van artikel 80a van de Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.