In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Ontvanger van de Belastingdienst tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de goedkeuring door de rechter-commissaris van een overeenkomst tussen de curator en de bank voor een boedelkrediet in het faillissement van La Perla Investments B.V. De Ontvanger verzocht de Hoge Raad om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, terwijl de curator verzocht om het beroep van de Ontvanger niet-ontvankelijk te verklaren. De Advocaat-Generaal J. Spier adviseerde om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de Ontvanger niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft het beroep van de Ontvanger verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 68,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.