Uitspraak
gevestigd te Delfzijl,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting De Ommelander Ziekenhuis Groep tegen een verweerder in een huurrechtelijke kwestie. De zaak betreft de vraag of onderhuur contractueel is toegestaan, met inachtneming van de uitleg van de overeenkomst volgens de Haviltex-norm en het wettelijk verbod van onderverhuur zoals vastgelegd in artikel 1595 (oud) BW. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de kantonrechter te Groningen en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het ziekenhuis in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de verweerder.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van huurrecht en onderhuur, en bevestigt de toepassing van de Haviltex-norm in de uitleg van huurcontracten. De uitspraak biedt duidelijkheid over de reikwijdte van het wettelijk verbod op onderverhuur en de voorwaarden waaronder onderhuur kan worden toegestaan.