ECLI:NL:HR:2015:1841

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
14/04536
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en onderhuur: Toegestaan of niet?

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting De Ommelander Ziekenhuis Groep tegen een verweerder in een huurrechtelijke kwestie. De zaak betreft de vraag of onderhuur contractueel is toegestaan, met inachtneming van de uitleg van de overeenkomst volgens de Haviltex-norm en het wettelijk verbod van onderverhuur zoals vastgelegd in artikel 1595 (oud) BW. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de kantonrechter te Groningen en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het ziekenhuis in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de verweerder.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van huurrecht en onderhuur, en bevestigt de toepassing van de Haviltex-norm in de uitleg van huurcontracten. De uitspraak biedt duidelijkheid over de reikwijdte van het wettelijk verbod op onderverhuur en de voorwaarden waaronder onderhuur kan worden toegestaan.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 14/04536
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING DE OMMELANDER ZIEKENHUIS GROEP,
gevestigd te Delfzijl,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als het ziekenhuis en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 444486 \ CV EXPL 10-3229 van de kantonrechter te Groningen van 29 april 2010, 12 augustus 2010 en 16 september 2010;
b. de arresten in de zaak 200.076.466/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 juli 2013, 12 november 2013 en 10 juni 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft het ziekenhuis beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. F.M. Dekker.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatie beroep.
De advocaat van het ziekenhuis heeft bij brief van 5 juni 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt het ziekenhuis in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 390,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.