Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 mei 2014. De verdachte, geboren in 1971, heeft het beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Boksem. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk kan worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 10 juli 2015 door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij mr. De Savornin Lohman en mr. Buruma buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.