ECLI:NL:HR:2015:2482

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
13/05945
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag inzake roekeloosheid bij vuurwapengebruik

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor roekeloos handelen met een vuurwapen, wat leidde tot de dood van een ander. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen met betrekking tot de schuldvorm roekeloosheid, zoals eerder uiteengezet in andere arresten. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering van het Hof niet zonder meer toereikend is voor het oordeel dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld. Het Hof had in zijn overwegingen slechts in algemene zin gesproken over de omstandigheden van de overval en de mogelijke reacties daarop, zonder voldoende te motiveren waarom de verdachte roekeloos zou zijn geweest. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat andere onderdelen van de uitspraak van het Hof in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om bij het vaststellen van roekeloosheid in strafzaken een zorgvuldige motivering te geven, gezien de zware gevolgen van deze schuldvorm.

Uitspraak

8 september 2015
Strafkamer
nr. S 13/05945
EC/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 november 2013, nummer 22/003098-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat sprake is van schuld in de zin van roekeloosheid.
2.2.1.
Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - onder 1 tenlastegelegd dat:
"Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 oktober 2009 te Spijkenisse, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, heeft gehandeld door
- in een woning aan [medeverdachte] een doorgeladen vuurwapen te tonen en/of
- (aldus) [medeverdachte] met dat vuurwapen te bedreigen, waardoor [medeverdachte] dat vuurwapen van hem, verdachte, heeft getracht af te pakken en/of aldus tussen hem, verdachte, en [medeverdachte] een worsteling is ontstaan
en/of
- dat vuurwapen in die worsteling af te laten gaan,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotwond in het hoofd, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 07 oktober 2009 te Spijkenisse, roekeloos, heeft gehandeld door
- in een woning aan [medeverdachte] een doorgeladen vuurwapen te tonen en
- [medeverdachte] met dat vuurwapen te bedreigen, waardoor [medeverdachte] dat vuurwapen van hem, verdachte, heeft getracht af te pakken en aldus tussen hem, verdachte, en [medeverdachte] een worsteling is ontstaan en
- dat vuurwapen in die worsteling is afgegaan,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotwond in het hoofd, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden."
2.3.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 november 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009347602-155 met documentcode 0911091130.V03. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 484 e.v.):
als de op 9 november 2009 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben met [slachtoffer] meegegaan naar Spijkenisse om drugs te kopen. Het ging om 11.000,00 euro. Op 6 oktober 2009 was ik in dat huis aan de [a-straat 1] te Spijkenisse met die donkere jongen en een andere jongen, niet dezelfde jongen die er op 7 oktober 2009 bij was. Op dinsdag hebben we de spullen gecontroleerd. In de woning krijgen we de cocaïne te zien. Dat hebben we getest met ammoniak. We hebben een of twee gram meegenomen en dat wilden we testen. We waren van plan 300 gram cocaïne te kopen. Er was meer dan 300 gram cocaïne. De vierde man had de cocaïne op 6 oktober 2009 bij zich. We hebben onderhandeld. Wij moesten 36 x 300 = 10.800,00 euro betalen. [slachtoffer] heeft de cocaïne thuis uitgekookt en getest. Ik had het geld. Eenmaal in de woning ging [medeverdachte] , uit de stukken weet ik dat hij zo heet, het spul halen. Daarna begon de chaos. Er is gevochten. Ik hoorde schoten en knallen, een of twee. Tijdens de worsteling is het wapen op de grond gevallen. Toen ik vluchtte, zag ik [slachtoffer] op de grond liggen. Ik handel in verdovende middelen.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009347602-158 met documentcode 0911091430.V03. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 545 e.v.):
als de op 10 november 2009 afgelegde verklaring van de verdachte:
De cocaïne die wij op 6 oktober 2009 in het huis van [medeverdachte] zagen en die de vierde man in boterhamzakjes bij zich had, was meer dan 300 gram. Ik geloof dat het ongeveer 350 of 380 gram was of zo. Wij hadden alleen maar 300 gram nodig. Dit is afgewogen tot 300 gram. Ik zag dat er bolletjes in de boterhammenzakjes zaten. Met bolletjes bedoel ik slikbolletjes. Ik zag dat ze ongeveer 5 cm groot waren. Ik zag dat de tape of in ieder geval de verpakking al van de bolletjes af was. De bolletjes waren dus wit.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 oktober 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009347602-43 met documentcode 0910111350.V01. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 85 e.v.):
als de op 11 oktober 2009 afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
Op 7 oktober 2009 werd ik gebeld door die jongens die naar mijn huis aan de [a-straat 1] in Spijkenisse toe zijn gekomen. Wij hebben in de woonkamer gesproken. Er was een dikkere en een dunnere jongen. De dunnere jongen ging even weg. Toen de dunnere jongen terugkwam, hoorde ik dat hij een pistool doorlaadde. Ik zag dit ook toen ik mij omdraaide. De dikkere jongen zei tegen mij: "Liggen". De dikkere jongen bleef staan ter hoogte van mijn dvd-speler. Hij hield zijn rechterhand op zijn rug, net of hij ook een pistool had of iets wilde pakken. In zijn linkerhand had hij iets wits, volgens mij waren dat tie-raps. Ik hoorde dat die dikkere jongen zei: "schiet hem eentje". Op dat moment pakte die dunnere jongen een stoel. Ik dacht dat ze me op die stoel wilden gaan vastbinden. Toen het wapen niet meer op mij gericht was, sprong ik op de dunnere man. Ik probeerde met mijn handen het pistool van mij af te duwen. Terwijl ik dat probeerde, ontstond er een worsteling tussen mij en de dunnere man. Ik zag dat tijdens deze worsteling, het pistool nog af en toe op mij gericht was.
Tijdens het worstelen hoorde ik ineens een schot. Na het schot bleven wij vechten. Wij vielen over de jongen die al op de grond lag.
Ik ben drie of vier weken eerder met die beide mannen in contact gekomen. De dag voordat de schietpartij gebeurde, belden ze me op. We hebben toen in de middag bij de huizen tegenover metrostation Spijkenisse centrum, aan de kant van de kinderboerderij afgesproken. Toen we elkaar ontmoet hadden, ben ik bij hen in de auto gestapt en zijn we naar mijn huis gereden.
4. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 12 mei 2010. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 12 mei 2010 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
Er is in totaal twee keer geschoten. Beide keren bij mij in de woning. Beide keren met hetzelfde vuurwapen. Dat weet ik omdat ik met die jongen aan het vechten was. Er was geen ander vuurwapen. Het eerste schot was bij de koelkast. Ik stond met mijn rug in de richting van het balkon en hij stond met zijn rug in de richting van de koelkast. Ik probeerde het pistool af te pakken of weg te duwen. Het was op mij gericht. Toen vechten, vechten. Daar struikelden we over die jongen die daar lag. We zijn toen al vechtend naast de tafel gevallen en daarna was er nog een schot.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 november 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009347602-156 met documentnummer 0911091900.G20. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 500 e.v.):
als de op 9 november 2009 afgelegde verklaring van [getuige] :
In de eerste dagen dat ik in het huis van [betrokkene 1] was zag ik heel veel mensen binnenkomen. Ik had door dat er gedeald werd. Ik weet dat hij grote hoeveelheden drugs verkocht. Het was onversneden. De mensen belden met hun mobiel en werden dan binnengelaten. Dan verkocht [betrokkene 1] de drugs. [betrokkene 2] bemiddelt. [betrokkene 2] komt bij [betrokkene 1] thuis en zegt dat hij weet dat iemand goed spul heeft voor een goede prijs. Zij spraken bijna iedere dag vaak over 500 euro of 1.000 euro. In juni 2009 kreeg ik drugs van [betrokkene 1] . Ik gebruikte soms wel drie/vier gram op een avond.
6. Een proces-verbaal bevindingen d.d. 7 oktober 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009347602-11 met documentnummer 0910071608.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
(blz. 8 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 7 oktober 2009, kreeg ik verbalisant het verzoek om te gaan naar de [a-straat 1] te Spijkenisse alwaar geschoten zou zijn. Ik zag dat er in het midden in de woonkamer een persoon lag met het gezicht naar de houten vloer gericht en met het hoofd naar de toegangsdeur van de woonkamer. Ik zag dat er rondom het hoofd van deze persoon een grote plas bloed lag op de houten vloer. Ik heb aan de rechterpols van het slachtoffer gevoeld en heb geen hartslag waargenomen. Ik zag dat ter hoogte van zijn kuiten een huls lag. Ik zag dat er in de woonkamer op een klein tafeltje een op een vuurwapen gelijkend voorwerp lag, zwart van kleur. Ik zag dat er in de keuken op het aanrechtblad een patroonhouder lag en dat er in de patroonhouder munitie aanwezig was.
7. Een proces-verbaal d.d. 25 februari 2010 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009 347602 met documentnummer 0910071645.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 971 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Naar aanleiding van de melding en het aantreffen van het slachtoffer in de woning aan de [a-straat 1] te Spijkenisse is ons eerste onderzoek op de plaats delict op woensdag 7 oktober 2009 uitgevoerd.
In de woonkamer werd het levenloze lichaam van een zwaarlijvige man aangetroffen. Dit slachtoffer bleek later [slachtoffer] genaamd te zijn. Tijdens de lijkschouwing bleek het slachtoffer twee verwondingen te hebben. Eén verwonding bevond zich midden op het voorhoofd en de andere verwonding bevond zich op het midden van het achterhoofd van het slachtoffer.
Door ons werden twee verschoten kogels aangetroffen en voorts ook schotbeschadigingen.
De eerste schotbeschadiging bevond zich op de koelkastdeur.
De schutter heeft tijdens het afvuren van deze kogel in de nabijheid van de koelkast gestaan. Deze schotbaan eindigde in schotbeschadiging in de vloer. In onderlaag van laminaat is kogel aangetroffen.
De tweede schotbeschadiging werd door ons aangetroffen in het kozijn van het raam aan de achterzijde van de woning.
De kogel is afgevuurd vanuit de rechter helft van de woonkamer/keuken ergens op een positie gelegen tussen de televisie en de keuken.
Afbeelding van de plattegrond, schets schotrichting/ schothoek.
De kogel die de schampbeschadiging in het kozijn heeft veroorzaakt is mogelijk de kogel geweest die het slachtoffer [slachtoffer] in zijn hoofd heeft geraakt.
Op de plaats delict in de woning waren door ons vier setjes kabelbinders aangetroffen. Eén setje bevond zich in het schoudertasje van het slachtoffer [slachtoffer] . De andere drie setjes lagen onder het slachtoffer in het bloed. Hiervan hield het slachtoffer nog één setje in zijn linkerhand vast. Deze kabelbinders waren geprepareerd. Twee kabelbinders waren in het midden aan elkaar vastgemaakt met een derde binder. Van deze derde binder was het uitstekende uiteinde (nagenoeg de gehele lengte) afgesneden c.q. geknipt. De setjeskabelbinders die in de woning werden aangetroffen waren dusdanig geprepareerd dat deze onder andere gebruikt konden worden als handboeien en de kabelbinders waaruit die setjes bestonden zijn soortgelijk aan het stuk kabelbinder afkomstig uit de Fiat Punto, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] , in gebruik bij [slachtoffer] en [verdachte] , en kabelbinders aangetroffen in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] .
Door ons werd in de woning één vuurwapen aangetroffen.
Op 12 oktober 2009 werden door ons de kolfplaten, de bovenzijde van de patroonhouder en de achterzijde van de slede bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van contactsporen van een gebruiker van het wapen. Deze bemonsteringen werden als volgt gewaarmerkt:
AABW 6552 NL- bemonstering bovenzijde van de patroonhouder
AABW 6553 NL- bemonstering bodemplaat van de patroonhouder
AABW 6554 NL- bemonstering slede
AABW 6555 NL- bemonstering kolfplaten.
Op 12 oktober 2009 werd de bodemplaat van patroonhouder eveneens bemonsterd (AABW6553NL) op de mogelijke aanwezigheid van DNA-materiaal.
Op maandag 12 oktober 2009 werd het vuurwapen aangeboden aan personeel van het Nederlands Forensisch Instituut. Dit betrof het volgende stukken van overtuiging:
AABW6546NL vuurwapen 9 mm type FN High Power met patroonhouder.
Na onderzoek in de woning werden door ons twee afgevuurde patroonhulzen aangetroffen. De ene afgevuurde huls werd door ons veiliggesteld en gewaarmerkt als AABW6548NL. De andere werd door ons veiliggesteld en gewaarmerkt als AABW6550NL. Twee verschoten kogels werden in de woning aangetroffen en werden veiliggesteld en gewaarmerkt als AABW6549NL en AABW6551NL.
Tijdens de zoeking door personeel van de opsporing op donderdag 8 oktober 2009 werd in deze keuken een koffiemolen van het merk Krups inbeslaggenomen. In deze molen bevond zich een wit poeder. Deze molen is ons later voor nader onderzoek aangeboden en door ons gewaarmerkt als AABD6983NL.
8. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.10.08.109, d.d. 22 februari 2010, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. R. Visser, arts en patholoog. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze deskundige:
De overledene, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1977 in Turkije, is dood aangetroffen te Spijkenisse op 7 oktober 2009 omstreeks 15.30 uur. Bij sectie bleek een doorschot door het hoofd. Het intreden van de dood van [slachtoffer] kan zonder meer worden verklaard door voornoemd doorschot op basis van ernstig hersen- en schedelletsel, en hersenzwelling als verwikkeling.
9. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.10.08.109, d.d. 16 december 2009, opgemaakt en ondertekend door de deskundige Ing. P.J.M. Pauw-Vugts. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze deskundige:
In zaaknummer 2009.10.08.109 is op 12 oktober 2009 in ontvangst genomen:
-AABW6546NL vuurwapen 9 mm type FN High Power met patroonhouder,
-AA3W6548NL
-AABW6550NL
twee hulzen 9mm Luger Cbc,
- AABW6551NL een kogel 9mm
en op 6 november 2009 is in ontvangstgenomen
- AABW6549NL een projectiel 9mm afkomstig van de vloer plaats delict.
Conclusie:
Het pistool is bestemd voor het verschieten van patronen van kaliber 9 mm Parabellum. Het is ook geschikt voor het semiautomatisch verschieten van dergelijke patronen. De twee hulzen zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met het pistool.
De twee kogels zijn waarschijnlijk afgevuurd uit de loop van het pistool.
10. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.10.08.109, d.d. 29 december 2009, opgemaakt en ondertekend door de deskundige drs.ing. T.J.P. de Blaeij. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze deskundige:
De officier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam heeft op 5 november 2009 schriftelijk verzocht om een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek te verrichten. Van het DNA in de bemonstering AABW6555NL van de kolfplaten van een vuurwapen is een DNA mengprofiel verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal drie personen.
De DNA profielen van het slachtoffer [slachtoffer] en van de verdachte [verdachte] matchen met dit DNA-mengprofiel. Dit betekent dat de verdachte [verdachte] donor kan zijn van celmateriaal in de bemonstering van de kolfplaten van een vuurwapen. Het DNA-profiel van de verdachte [medeverdachte] matcht niet met dit DNA-mengprofiel.
Van het DNA in de bemonstering AABW6553NL van de onderzijde van een patroonhouder is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal twee personen, waaronder tenminste één man. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] matcht met dit onvolledige DNA-mengprofiel. Dit betekent dat het slachtoffer [slachtoffer] één van de donoren kan zijn van het celmateriaal in de bemonstering van de onderzijde van een patroonhouder.
11. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.10.08.109/ Aanvraag 5, d.d. 17 november 2009, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. A.G.A. Sprong. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven- (blz. 1229 e.v.):
als relaas van deze deskundige:
Het onder nummer 1/ AABD6983NL aangeboden onderzoeksmateriaal, zijnde wit poeder, bevat cocaïne."
2.3.2.
In de aanvulling bewijsmiddelen heeft het Hof voorts het volgende vastgesteld:
"(...) [medeverdachte] laat twee mannen toe tot de woonkamer van zijn woning. Deze twee mannen nemen plaats op een van de banken, [medeverdachte] zit op de andere bank. Een van deze twee personen gaat vervolgens de woonkamer uit en keert terug met een vuurwapen in zijn rechterhand. Deze man stelt zich op ter hoogte van de overgang van de woonkamer naar de keuken in de nabijheid van een stoel. Vervolgens komen de twee mannen naar [medeverdachte] toe waarbij de man, die aanvankelijk in de woonkamer was gebleven, tie rips in zijn linkerhand had. Op het moment dat de man met het vuurwapen in de hand een beweging maakt met de linkerhand om een stoel te pakken, houdt de man zijn vuurwapen richting de rechtermuur gericht. [medeverdachte] loopt vervolgens naar de man met het vuurwapen toe en pakt het vuurwapen vast bij de loop. De man met het vuurwapen in de hand loopt achteruit de keuken in richting de koelkast. Hij blijft stilstaan met zijn rug tegen de rechterzijkant van de koelkast. Het vuurwapen is op de buik van [medeverdachte] gericht, terwijl [medeverdachte] het vuurwapen nog bij de loop vasthoudt. [medeverdachte] hoort een schot. [medeverdachte] blijft vervolgens vechten met de man met het vuurwapen. Ze draaien al vechtend weer richting de woonkamer. [medeverdachte] ziet dan dat de andere man op de grond ligt, nadat hij samen met de man met het vuurwapen bijna over deze andere man heen vallen. De man op de grond ligt met zijn hoofd richting de keuken op een afstand van 20 cm met zijn hoofd van de witte bank die het dichtst bij de deur naar de hal staat.(...)"
2.3.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Het hof overweegt dat het met een doorgeladen pistool plegen van een overval - waarbij in een relatief kleine woning dat geladen pistool op het beoogd slachtoffer wordt gericht, daarbij ook zogenoemde tie-raps worden getoond en het beoogd slachtoffer iemand was van wie niet zonder meer te verwachten viel dat hij zich bij die overval zonder enige daad van verzet zou neerleggen - een daad van roekeloos handelen vormt."
2.4.
De tenlastelegging onder 1 subsidiair is toegesneden op art. 307 Sr. De in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende term "roekeloos" moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 307, tweede lid, Sr.
2.5.
Zoals de Hoge Raad in onder meer zijn arrest van 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960, NJ 2014/25 heeft overwogen met betrekking tot art. 175, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994 en in zijn arrest van 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3057 ook met betrekking tot art. 307, tweede lid, Sr, geldt voor de schuldvorm "roekeloosheid" dat in cassatie slechts kan worden onderzocht of uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat daarvan sprake is, waarbij het aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bij die beoordeling moet worden betrokken dat deze roekeloosheid in de wetsgeschiedenis als "de zwaarste vorm van het culpose delict" wordt aangemerkt die tot onder meer een verdubbeling van het maximum van de op te leggen vrijheidsstraf heeft geleid. Mede met het oog op het strafverhogende effect van dit bestanddeel moeten daarom aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, dus de zwaarste vorm van schuld, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
Bij de toetsing in cassatie van beslissingen in concrete gevallen kan een rol spelen of de rechter zijn oordeel dat sprake is van roekeloosheid heeft voorzien van een nadere motivering die recht doet aan het bijzondere karakter van roekeloosheid. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm zal immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
2.6.
De door het Hof in de bewijsvoering vastgestelde omstandigheden zouden toereikend kunnen zijn voor het oordeel dat de verdachte, zoals eveneens is tenlastegelegd, "zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend" heeft gehandeld, maar zij zijn, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is vooropgesteld over het bijzondere karakter van de roekeloosheid in de zin van art. 307, tweede lid, Sr, niet zonder meer toereikend voor het oordeel van het Hof dat de verdachte "roekeloos" heeft gehandeld. Daaraan doet niet af hetgeen het Hof in zijn onder 2.3.3 weergegeven overweging slechts in algemene zin heeft overwogen over het met een doorgeladen pistool plegen van een overval in een relatief kleine woning en de reactie die dat handelen zou kunnen oproepen.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde en het vierde middel geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 september 2015.