In deze zaak gaat het om een grensgeschil tussen twee buren, [eiser] en [verweerder], over de erfgrens van hun percelen. [verweerder] is sinds de jaren '60 eigenaar van meerdere percelen, terwijl [eiser] sinds 1989 eigenaar is van een aangrenzend perceel. De zaak is gestart na een grensreconstructie die door de rechtbank Arnhem is uitgevoerd. De rechtbank heeft in haar vonnis de erfgrens vastgesteld, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft dit vonnis vernietigd en een andere beslissing genomen.
In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onbegrijpelijk heeft geoordeeld over de situering van de afrastering tussen de percelen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de afrastering niet op de kadastrale grens staat en dat de feitelijke grens afwijkt van de kadastrale grens. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de erfgrens moet worden vastgesteld op de plaats van de bestaande afrastering.
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en zelf de zaak afgedaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat [verweerder] door verjaring eigenaar is geworden van een strook grond op perceel [plaats] en dat [eiser] door verjaring eigenaar is geworden van de taartpunt op de percelen [002] en [004]. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.