ECLI:NL:HR:2015:2882

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
13/03791
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen beschikking Rechtbank Oost-Brabant

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door de betrokkene tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 juli 2013. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de betrokkene, geboren in 1990. De betrokkene heeft geen schriftuur ingediend met middelen van cassatie, wat vereist is volgens de wet. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend. Dit betekent dat het voorschrift van artikel 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht is genomen. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 29 september 2015 besloten om de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

29 september 2015
Strafkamer
nr. S 13/03791 B
IC/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 juli 2013, nummer RK 13/197, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 september 2015.