Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 februari 2015, nr. BK-14/00577 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 februari 2015, met nummer BK-14/00577, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2005. Dit is het tweede geding in cassatie, waarbij de Hoge Raad eerder op 23 mei 2014, in een andere zaak (nr. 13/02325), de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015 en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.