ECLI:NL:HR:2015:2999

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
14/06121
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de erven van [A] tegen uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erven van [A] tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004, die aan de belanghebbenden was opgelegd. De belanghebbenden hebben eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die hen in het ongelijk had gesteld. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, met nummer 14/06121.

De belanghebbenden hebben verschillende middelen voorgesteld in hun cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De belanghebbenden hebben vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen, verwijzend naar een eerder uitgesproken arrest in een vergelijkbare zaak met nummer 14/06127, waarin dezelfde partijen betrokken waren.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, en waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

9 oktober 2015
Nr. 14/06121
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erven van [A]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 30 oktober 2014, nr. 13/01123, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 12/2342) betreffende de aan belanghebbenden over het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente (hierna: de navorderingsaanslag, respectievelijk de beschikking inzake heffingsrente).

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op grond van hetgeen is overwogen in het heden in de zaak met nummer 14/06127 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015.