Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het zevende en het achtste middel
4.Beoordeling van het negende middel
5.Beoordeling van het tiende middel
6.Slotsom
7.Beslissing
13 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1939, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit een misdrijf, in dit geval de diefstal van schilderijen uit het Frans Hals Museum in Haarlem. De klacht van de verdachte deed een beroep op recente rechtspraak van de Hoge Raad over de kwalificeerbaarheid van het verwerven of voorhanden hebben van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring ook inhield dat de verdachte de vindplaats en de verplaatsing van de geldbedragen had verborgen en/of verhuld. Dit leidde tot de conclusie dat de klacht van de verdachte niet tot cassatie hoefde te leiden, omdat er onvoldoende belang was bij deze klacht.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie die door de verdachte waren ingediend, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier jaren met zes maanden, waardoor de nieuwe straf drie jaren en zes maanden bedroeg.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en vier raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.