Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Utrecht,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de invoering van een 'salary-freeze' door een werkgever, in afwijking van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). De eiseres, een werkgever, stelde dat werknemers door niet te protesteren welbewust met deze maatregel hadden ingestemd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere jurisprudentie, waaronder een arrest van 12 februari 2010, waarin werd vastgesteld dat stilzwijgende instemming van werknemers niet zonder meer kan worden aangenomen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de FNV, de verweerster in cassatie, zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in de CAO en de noodzaak voor werkgevers om expliciet de instemming van werknemers te verkrijgen bij ingrijpende wijzigingen in arbeidsvoorwaarden.