ECLI:NL:HR:2015:3202

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
15/01324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het niet indienen van middelen van cassatie binnen de wettelijke termijn

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn beroep in cassatie. De verdachte, geboren in 1974, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 november 2014, nummer 22/002593-13. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, omdat er geen middelen van cassatie zijn ingediend. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in zijn beroep. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient een verdachte binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie in te dienen. Aangezien de verdachte dit niet heeft gedaan, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De uitspraak is gedaan op 3 november 2015 door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

3 november 2015
Strafkamer
nr. S 15/01324
EC/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 november 2014, nummer 22/002593-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 november 2015.