Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
3 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor diefstal van een fiets, maar stelde dat de fiets niet toebehoorde aan een ander, waardoor er geen sprake zou zijn van diefstal. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het Hof, dat de fiets toebehoorde aan 'een ander of anderen dan aan verdachte', ontoereikend was. De Hoge Raad merkte op dat het Hof niet voldoende had onderbouwd waarom de fiets niet als 'res nullius' kon worden aangemerkt, vooral gezien de omstandigheden waaronder de fiets was aangetroffen. De verdachte had aangevoerd dat de fiets oud was, niet op slot stond en lekke banden had, wat de mogelijkheid van eigendom in twijfel trok. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 5 en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De overige middelen van de verdachte werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van eigendom in strafzaken.