In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om gebruiksvergoeding van de voormalige echtelijke woning. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 december 2014. De man, verweerder in cassatie, is niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof, waarin de feiten en het verloop van het geding zijn uiteengezet. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de vrouw heeft gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.