Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 7 mei 2014, met nummer 22/002171-13. De verdachte, geboren in 1969, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.Y. Taekema, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarna de raadsman schriftelijk heeft gereageerd op deze conclusie.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt.
Op 22 december 2015 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.