Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
22 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 30 juni 2014. De zaak betreft een strafzaak met nummer 20/000779-11. De verdachte, geboren in 1973, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. J.L.E. Marchal, gevestigd te Maastricht. In de schriftelijke middelen van cassatie die zijn ingediend, zijn verschillende argumenten naar voren gebracht ter ondersteuning van het beroep.
De Advocaat-Generaal, A.J. Machielse, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De raadsman van de verdachte heeft hierop schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 22 december 2015 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.