Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
6 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Akkas, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was gewezen op 30 september 2014 en was gerelateerd aan een eerder vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 augustus 2014. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het cassatierekest niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd is met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan de verzoekster niet-ontvankelijk verklaren in haar beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot niet-ontvankelijkheid, werd gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van de formele vereisten voor het indienen van cassatieberoepen en de noodzaak voor advocaten om aan deze vereisten te voldoen om ontvankelijkheid te waarborgen.