ECLI:NL:PHR:2015:35
Parket bij de Hoge Raad
- L. Timmerman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieverzoekschrift zonder advocaat bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieverzoekschrift dat niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De verzoekster, aangeduid als '[verzoekster]', had eerder een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, welke op 19 augustus 2014 werd afgewezen. De rechtbank baseerde deze afwijzing op artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet, omdat minder dan tien jaar voor de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling al van toepassing was geweest op de schuldenaar.
Na de afwijzing ging de verzoekster in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam, dat op 30 september 2014 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Vervolgens diende de verzoekster op 8 oktober 2014 een cassatieverzoekschrift in bij de Hoge Raad. Dit verzoekschrift was echter ondertekend door mr. S. Akkas, een advocaat die niet bij de Hoge Raad was geregistreerd. Dit voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat een cassatieverzoekschrift wordt ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in eerdere arresten, waaronder een arrest van 10 juli 2009, vastgesteld dat een verzuim om een advocaat te stellen kan worden hersteld binnen twee weken na indiening van het oorspronkelijke verzoekschrift. De griffie van de Hoge Raad had mr. Akkas op deze herstelmogelijkheid gewezen, maar de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er herstel had plaatsgevonden. Hierdoor moest de verzoekster in haar cassatieberoep niet-ontvankelijk worden verklaard. De conclusie van de procureur-generaal was dan ook dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.